Eerste aanleg - enkelvoudig van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 1 de Enero de 2003

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 1 de Enero de 2003
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

BELASTINGKAMER

Nr. 98/04612

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (Verenigde Staten van Amerika) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1996 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen.

De mondelinge behandeling

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 18 december 2002 te 's-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord de Inspecteur.

Belanghebbende is niet verschenen.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 1 januari 2003, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De gronden voor de beslissing

  1. Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van de Inspecteur ter zitting, stelt het Hof als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast.

    1.1. Belanghebbende is sinds 1988 werkzaam bij het Ministerie van Defensie. In 1996 is belanghebbende op aanwijzing van zijn werkgever gestart met een parttime eenjarige opleiding HEAO-BE aan de hogeschool te A, welke opleiding vereist was alvorens een opleiding aan de Universiteit te A (hierna: de Universiteit A) kon worden gevolgd. De kosten van deze opleiding zijn volledig vergoed door de werkgever van belanghebbende. In 1996 is belanghebbende, mede ter verbetering van zijn positie in de toekomst, tevens gestart met een universitaire studie bedrijfseconomie aan Universiteit A. De kosten van deze opleiding zijn voor 50% voor rekening van belanghebbende gekomen, de overige 50% van de kosten zijn door de werkgever vergoed. De vergoedingen zijn door de werkgever van belanghebbende belast uitgekeerd.

    1.2. In verband met voornoemde studiekosten heeft belanghebbende op 1 juli 1998 een aanvraag vermindering loonbelasting/premie volksverzekeringen 1996 ingediend. De aanvraag is op 10 juli 1996 middels een beschikking toegewezen, met de mededeling dat aan de beschikking geen rechten kunnen worden ontleend met betrekking tot de heffing van de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen.

    1.3. Belanghebbende heeft in zijn aangifte een bedrag van ƒ 15206,80 aangemerkt als beroepskosten ter zake van de gevolgde opleidingen. Dit bedrag kan als volgt worden gespecificeerd:

    1. Reiskosten ƒ 6611,60

    2. Verblijfskosten ƒ 377,00

    3. Lunch-, diner-, en overige consumptiekosten ƒ 653,50

    4. Collegeld, leermiddelen en inschrijfgeld ƒ 7526,20

    5. Kleine component ƒ 38,50

    1.4. Als beroepskosten claimt belanghebbende voorts nog een bedrag van ƒ 1.466,67 ter zake van kosten afschrijving computer en een bedrag van ƒ 400,00 ter zake van kosten vakliteratuur. Met betrekking tot de vakliteratuur heeft belanghebbende, anders dan in het aan het onderhavige jaar voorafgaande jaar, geen specificatie overlegd.

    1.5. De tijdens de aanslagregeling door de Inspecteur geaccepteerde kosten welke betrekking hebben op de inkomsten uit arbeid, gaan het voor belanghebbende ingevolge het bepaalde in artikel 37 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet IB) geldende forfaitaire bedrag te boven.

  2. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

    1. Heeft belanghebbende recht op aftrek van beroepskosten ter zake van afschrijving op een computer, aanschaf van vakliteratuur en kosten van een opleiding aan de HEAO en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT