Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 13 de Mayo de 2005

Datum uitspraak13 de Mayo de 2005
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

13 mei 2005

Eerste Kamer

Nr. C04/061HR

JMH/AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

DE STICHTING ONDERZOEK BEDRIJFSINFORMATIE SOBI, optredende als lasthebber van de 212 in de aan dit arrest gehechte cassatiedagvaarding vermelde lastgevers,

gevestigd te Amsterdam, doch kantoorhoudende te Nieuwersluis, gemeente Loenen,

EISERES tot cassatie, voorwaardelijk

incidenteel verweerster,

advocaat: mr. E. Grabandt,

t e g e n

de coˆperatie ZUIVELCO÷PERATIE DE ZEVEN PROVINCIÀN U.A.,

gevestigd te Meppel,

VERWEERSTER in cassatie, voorwaardelijk

incidenteel eiseres,

advocaten: mrs. D.M. de Knijff en D. Rijpma.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Eiseres tot cassatie Sobi, optredende als lasthebber van de in de inleidende dagvaarding vermelde 212 lastgevers - verder onderscheidenlijk te noemen: SOBI en de lastgevers - hebben bij exploot van 27 september 1995 Zuivelcoˆperatie Coberco U.A., de rechtsvoorgangster van thans verweerster in cassatie - verder te noemen: DZP - (op haar beurt rechtsvoorgangster van de Coˆperatieve Melkproductenfabriek Heino Krause U.A., hierna: Heino Krause) gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen en gevorderd bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  2. DZP te veroordelen om aan ieder van Sobi en haar lastgevers te betalen de bedragen zoals in de dagvaarding aangegeven, in totaal neerkomende op een bedrag van € 8.657.317,90 (ƒ 19.078.218,58), althans zodanige bedragen als de rechtbank voor ieder van hen in goede justitie vermeent te behoren, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 1993, subsidiair vanaf 27 september 1995;

  3. DZP te veroordelen tot betaling aan Sobi c.s. van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, onderworpen aan wettelijke rente vanaf 1 september 1993, subsidiair vanaf 27 september 1995.

    DZP heeft bij conclusie van antwoord primair een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van Sobi c.s. in hun vorderingen, en subsidiair deze vorderingen bestreden.

    De rechtbank heeft bij vonnis van 7 mei 1998 Sobi c.s. niet-ontvankelijk verklaard in haar (gewijzigde) vordering.

    Tegen dit vonnis heeft Sobi hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. DZP heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

    Sobi heeft haar eis bij nadere memorie gewijzigd en gevorderd dat het hof:

    1. zal verklaren voor recht dat DZP aansprakelijk is jegens de leden uit hoofde van wanprestatie, althans uit hoofde van onrechtmatige daad;

    2. DZP zal veroordelen tot betaling aan Sobi van 77,4073% van de volgende bedragen, althans tot betaling aan ieder van de 212 leden van het percentage van de volgende bedragen dat voor het desbetreffende lid is vermeld in het als productie 70 overgelegde schema:

      - terzake de in de nadere memorie in ß 5.5 onder A tot en met D en in ß 5.6 onder (i) tot en met (iv) genoemde schadeposten de aldaar genoemde bedragen van in totaal ƒ 19.078.218,58 (€ 8.657.317,90), althans schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede

      - terzake de in de nadere memorie in ß 5.5 onder E en in ß 5.6 onder (v) genoemde schadeposten: schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,

      een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment (vÛÛr 1 september 1993) dat de desbetreffende schade(post) is geleden, althans vanaf 1 september 1993, althans vanaf de dag der inleidende dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;

    3. DZP zal veroordelen tot schadevergoeding voor de door Sobi gemaakte onderzoekskosten (als bedoeld in de nadere memorie in ß 5.10) nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze kosten zijn gemaakt, althans vanaf de datum van de inleidende dagvaarding van 27 september 1995 tot aan de dag van de algehele voldoening;

    4. DZP zal veroordelen in de kosten van deze procedure in beide instanties.

      Bij arrest van 4 november 2003 heeft het hof in het principaal appel het in conventie gewezen vonnis van de rechtbank vernietigd, behoudens ten aanzien van de proceskostenveroordeling en, in zoverre opnieuw rechtdoende, Sobi niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen voor zover die betrekking hebben op het gestelde eigen onrechtmatig handelen van Coberco in 1991, de vorderingen van Sobi afgewezen voor zover die betrekking hebben op het gestelde eigen onrechtmatig handelen van Heino Krause in de jaren 1985 tot en met 1990 en het in conventie gewezen vonnis voor het overige bekrachtigd met veroordeling van Sobi in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van DZP.

      Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  4. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft Sobi beroep in cassatie ingesteld. DZP heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

    Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep.

  5. Uitgangspunten in cassatie

    3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

    (i) De coˆperatieve vereniging Coˆperatieve Melkproductenfabriek "Heino Krause" B.A. was een in 1912 opgerichte coˆperatieve vereniging van melkveehouders.

    (ii) Met ingang van 1 september 1984 was [betrokkene 1] titulair directeur van Heino Krause. In die functie is hij op 8 maart 1991 geschorst door het bestuur en de raad van commissarissen. Hierna is het dienstverband tussen [betrokkene 1] en Heino Krause geÎindigd door ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

    (iii) Bij notariÎle akte van 30 augustus 1991 zijn Heino Krause als verdwijnende rechtspersoon en de coˆperatieve vereniging Verenigde Coˆperatieve Melkindustrie Coberco B.A. als verkrijgende rechtspersoon een fusie in de zin van art. 2:309 BW aangegaan.

    (iv) De 212 lastgevers van Sobi in deze procedure waren als leden van Heino Krause bij die fusie betrokken en vertegenwoordigden op 30 augustus 1991 omstreeks 80% van het ledenbestand.

    (v) De tekst van de door die 212 lastgevers aan Sobi verstrekte procesvolmacht luidt onder meer:

    "Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie SOBI, gevestigd te Amsterdam (hierna aangeduid als Sobi) en

    X

    die tot de fusie van de Coˆperatieve Melkproductenfabriek "Heino Krause" BA (hierna aangeduid als Heino Krause) met de Verenigde Coˆperatieve Melkindustrie Coberco BA (hierna aangeduid als Coberco) lid was van Heino Krause (hierna aangeduid als lid)

    overwegende,

    dat de resultaten van Heino Krause in de jaren 1985 t/m 1990 mogelijkerwijs door wanbeleid en het onvoldoende zichtbaar maken daarvan en van de mogelijke gevolgen daarvan, negatief zijn beÔnvloed, als (indirect) gevolg waarvan het lid winsten heeft gederfd en nog zal derven en verliezen heeft geleden en/of nog zal lijden (hierna gezamenlijk als schade aangeduid),

    komen overeen,

    dat Sobi als enig gevolmachtigde namens het lid op basis van "no cure no pay" de schade zal trachten te verhalen op de (voormalige) directie en de (voormalige) externe accountant van Heino Krause en op ieder persoon of combinatie van personen, of rechtspersoon of combinatie van rechtspersonen, die volgens Sobi daarvoor in aanmerking komen, met uitzondering van alle (ex-) bestuurderen en (ex-) commissarissen van Heino Krause,"

    (vi) Eind 1997 is Coberco als gevolg van een fusie opgegaan in DZP.

    3.2 Aan haar hiervoor onder 1 vermelde vorderingen heeft Sobi, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [betrokkene 1] heeft zich in zijn functie van titulair directeur van Heino Krause schuldig gemaakt aan wanbeleid (het opblazen van de bedrijfsvoering door grootschalige bijkoop van melk en melkpoeder van niet-leden, het zich schuldig maken aan de zogenoemde lactose-fraude, het misleiden van het bestuur en de raad van commissarissen), hetgeen de leden grote schade heeft berokkend. Met dit wanbeleid heeft [betrokkene 1] specifieke zorgvuldigheidsnormen jegens de lastgevers van Sobi geschonden en derhalve onrechtmatig jegens hen gehandeld. Deze onrechtmatige daad levert tevens een onrechtmatige daad op van Heino Krause jegens de lastgevers, aangezien de onrechtmatige gedragingen van [betrokkene 1] in het maatschappelijk verkeer hebben te gelden als onrechtmatige gedragingen van Heino Krause. Ook Coberco zelf heeft onrechtmatig gehandeld. Zij heeft als interim-directeur van Heino Krause na 8 maart 1991 een voor de leden van Heino Krause uiterst onvoordelige fusie met Coberco bewerkstelligd. Daarnaast heeft zij in die hoedanigheid feitelijk zorg gedragen voor het opstellen van de jaarrekening over 1990, op grond van welke - nadien door de ondernemingskamer vernietigde - jaarrekening ongeveer ƒ 15.000.000,-- aan de leden in rekening is gebracht.

    De rechtbank heeft Sobi in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat haar lastgevers, nu de aan [betrokkene 1] en/of Coberco verweten gedragingen geen schending opleveren van een specifieke jegens de leden geldende zorgvuldigheidsnorm, als leden van een coˆperatieve vereniging geen rechtstreekse vordering kunnen instellen jegens die vereniging.

    3.3 In hoger beroep heeft het hof, van oordeel dat

    1. de procesvolmacht beperkt is tot verhaal van de schade voortvloeiend uit het gestelde wanbeleid van directeur [betrokkene 1] van Heino Krause en het gestelde maskeren door [betrokkene 1] van dat wanbeleid in de jaren 1985 tot en met 1990 en dat die volmacht zich niet uitstrekt tot het gestelde onrechtmatig handelen van Coberco in 1991 (rov. 4.7 - 4.9) en

    2. de leden van Heino Krause door in 1991 de fusie en de fusievoorwaarden goed te keuren jegens Coberco afstand hebben gedaan van het recht om Coberco als rechtsopvolgster van Heino Krause aan te spreken ter zake van de voor rekening van hen gekomen lasten voortvloeiende uit de door het wanbeleid van [betrokkene 1]...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT