Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 26 de Noviembre de 1997

Datum uitspraak26 de Noviembre de 1997
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 november 1995 betreffende na te melden aan haar gedane uitnodiging tot betaling van invoerrechten, accijns, voorraadheffing en heffing milieuhygiÎne.

  1. Uitnodiging tot betaling, bezwaar en geding voor het Hof Belanghebbende is door de Inspecteur van de Belastingdienst/douane district P op 24 november 1992 onder nummer 262223, jaar 1992, schriftelijk uitgenodigd tot betaling van bedragen van ƒ 345.758,60 aan invoerrechten, accijns, voorraadheffing en heffing milieuhygiÎne. Belanghebbende is wegens niet-tijdige indiening van het bezwaarschrift bij uitspraak van de Inspecteur in haar bezwaar tegen deze uitnodiging niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de Inspecteur de uitnodiging tot betaling ambtshalve heeft verminderd met ƒ 69.485,90. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep

    gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd, en de uitnodiging tot betaling zoals deze ambtshalve door de Inspecteur is verminderd, gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van FinanciÎn heeft bij ver toogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak mondeling doen toelichten door mr M.R. Tierie, advocaat te Bunschoten. De Advocaat-generaal Van den Berge heeft op 29 mei 1997 geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.

  3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Belanghebbende beschikt op verschillende locaties over installaties waarin zij vloeibare producten op slaat voor haar opdrachtgevers. De daartoe dienende opslagtanks kunnen 60.000.000 liter bevatten en zijn in veel gevallen voorzien van drijvende daken. Op grond van het Besluit administratieve controle fictief douane-entrepot 1967 (hierna: FEMAC) en het Be sluit administratieve controle minerale oliÎn is aan belanghebbende bij beschikking van 27 juni 1990 ver gunning verleend tot het vestigen van een zogenoemd fictief douane- en accijnsentrepot met administratieve controle. Dit entrepot omvat de tankinstallaties M, N, O en T. Bij een in 1992 over de jaren 1990 en 1991 ingesteld onderzoek naar de naleving van de in evenvermelde vergunning neergelegde verplichtingen werden op de locaties M, N, O en T verschillen geconstateerd tussen de volgens de bijbehorende documenten ingeslagen hoeveelheden product en de in de opslagtanks aanwezige hoeveelheden. Voorzover deze verschillen niet konden worden verklaard werden zij als vermis aangemerkt en hebben zij dientengevolge geleid tot een aantal per locatie berekende correcties.

    3.2.1. De eerste klacht van onderdeel B strekt ten betoge dat het Hof in zijn rechtsoverweging 6.4, eerste volzin, ten onrechte heeft overwogen dat niet in geschil is dat een vermis is bevonden in het entrepot van belanghebbende, aangezien het Hof daarmee een onjuiste uitleg heeft gegeven van artikel 126, lid 1, slot, van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen. Deze klacht mist feitelijke grondslag, aangezien het Hof met deze bewoordingen slechts een feitelijke duiding van het feitencomplex heeft gegeven.

    3.2.2. De tweede klacht van onderdeel B, inhoudende dat, nu gebruik gemaakt mag worden van summiere documenten, belanghebbende slechts voor de feitelijk door haar ontvangen hoeveelheden verantwoordelijk is, faalt wegens gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien het Hof heeft vastgesteld dat gebruik is gemaakt van overdrachtsverklaringen en specifieke documenten.

    3.2.3. De derde klacht van onderdeel B strekt ten betoge dat het Hof volledig is voorbijgegaan aan belanghebbendes stelling dat zij de aanvoerverliezen door middel van de aanvoerverschillenlijst op maandelijkse basis overzichtelijk aangaf, en aldus onvol doende heeft gemotiveerd waarom belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een verschil was tussen ingeslagen en aangevoerde hoeveelheden. De klacht is gegrond. In samenhang met het door de klacht bestreden oordeel heeft het Hof overwogen dat belanghebbende geen melding heeft gemaakt van op enigerlei wijze bevonden aanvoerverschillen. Die overweging is gelet op 2.7 en 2.8 van de conclusie van het Openbaar Ministerie onbegrijpelijk. Derhalve ontvalt de grond aan bedoeld oordeel.

    3.2.4. Nu de overige klachten met deze vraag samenhangen, behoeven zij geen behandeling.

    3.3. Gelet op het hiervÛÛr in 3.2.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT