Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, Amsterdam, 12 de Enero de 2000
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 12 de Enero de 2000 |
Uitgevende instantie: | Amsterdam |
Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 33a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr.: AWB 99/532 VRWET
inzake: A, wonende te B, eiser,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
-
ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
-
Eiser, geboren op [...] 1955, bezit de Ghanese nationaliteit.
Hij verblijft sedert 9 november 1991 als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw) in Nederland. Op 6 juni 1996 heeft eiser bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland een aanvraag ingediend om een vergunning
tot verblijf. Bij besluit van 6 december 1996 heeft verweerder op deze aanvraag afwijzend beslist. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij bezwaarschrift van 17 december 1996, aangevuld bij brieven van 3 februari 1997 en
29 april 1997. Dit bezwaar is bij besluit van 7 mei 1997 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank bij beroepschrift van 22 mei 1997, aangevuld bij brief van 28 juli 1997. Eiser heeft dit
beroep, alsmede het verzoek om voorlopige voorziening dat er toe strekte de uitzetting van eiser te verbeiden totdat op het beroep was beslist, ingetrokken nadat verweerder had medegedeeld het besluit van 7 mei 1997 terug te nemen.
Eiser heeft zijn bezwaarschrift nader aangevuld bij brieven van 9 augustus 1998 en 4 december 1998. Eiser is op 2 december 1998 gehoord door een ambtelijke commissie (AC) van verweerder. Bij besluit van 23 december 1998 heeft
verweerder het bezwaar (wederom) ongegrond verklaard.
-
Eiser heeft tegen dit afwijzende besluit beroep ingesteld bij de rechtbank bij beroepschrift van 15 januari 1999, aangevuld bij brieven van 25 februari 1999 en 24 maart 1999. De rechtbank heeft partijen meegedeeld het beroep
versneld te zullen behandelen. Op 6 mei 1999 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 19 juli 1999 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het
beroep.
-
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 1999.
Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. P.S.J. Nuijten, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. M. van den Berg, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie. Tevens waren ter zitting
aanwezig V.H. van Ingen (getuige) en C (partner van eiser).
-
-
OVERWEGINGEN
-
Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
-
Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. De onderhavige aanvraag om toelating van 6 juni 1996 heeft eiser ingediend met als doel: "verblijf bij Ghanese zoon D c.q. klemmende redenen van
humanitaire aard". D,
geboren op [...] 1992, is de zoon van C, met wie
eiser sedert 1991 (opnieuw) een relatie heeft. Eiser en zijn partner hebben voordien in Ghana ook een relatie gehad. Eiser beoogt met zijn aanvraag geen verblijf bij zijn partner C.
Uit een verklaring van een ambtenaar van de Burgerlijke Stand Dienst Binnenstad Amsterdam van 9 september 1997 blijkt dat de erkenning van D door eiser stuit op het feit dat deze erkenning naar het van toepassing zijnde Ghanese
recht niet mogelijk is.
C en eiser ontvangen sedert 1 januari 1996 een uitkering op grond van de Nieuwe Algemene Bijstandswet.
C is in november 1996 opgenomen geweest in een psychiatrische kliniek. D verblijft sedert 29 november 1996 in de instelling Kinabu te Zeist. Op 21 januari 1997 is D door de Kinderrechter onder toezicht gesteld en er is een
machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van n jaar. Eiser en C halen D
eens per 14 dagen een weekend op uit Kinabu. In de andere week bezoeken
zij D in Kinabu. In januari 1999 zal D naar de woning van eiser en C terugkeren. D en C hebben in
oktober 1998 de Nederlandse nationaliteit verkregen. In Ghana woont een andere zoon van eiser. Eiser is in Ghana leraar geweest op een middelbare school en heeft aldaar een aanvang genomen met een studie biologie aan een Ghanese
universiteit. Eiser volgt een opleiding ecologische gewasbescherming aan de Universiteit te Wageningen.
Eiser heeft in beroep de akte van erkenning van D overgelegd.
Bij brief van 8 december 1999 heeft eiser een beschikking overgelegd van 19 januari 1999, waaruit blijkt dat de Kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling met een jaar, ingaande 21 januari 1999, heeft verlengd met behoud van
de William Schrikker Stichting als gezinsvoogdij-instelling.
Ter zitting is gebleken dat D niet in januari 1999 maar in augustus 1999 naar de woning van eiser en C is teruggekeerd.
-
Eiser meent dat internationale verplichtingen tot toelating nopen.
Daartoe heeft hij het volgende - zakelijk weergegeven - naar voren gebracht. Eiser beoogt verblijf bij zijn zoon, D, op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM). De familierechtelijke band tussen eiser en D is voldoende aannemelijk gemaakt. Eiser heeft getracht zijn zoon te erkennen, hetgeen niet is gelukt. In dit verband verwijst eiser naar de verklaring van een ambtenaar
van de Burgerlijke Stand van 9 september 1997 waaruit blijkt dat de erkenning van D door eiser stuit op het feit dat deze erkenning naar het van toepassing zijnde Ghanees recht niet mogelijk is.
Eiser draagt financile en morele verantwoordelijkheid voor D.
In dit verband verwijst eiser naar een verklaring van C van 7 juli 1997. Eiser is bovendien benoemd tot toeziend voogd van D.
Eiser heeft...
-
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT