Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 20 de Septiembre de 2000

Datum uitspraak20 de Septiembre de 2000
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 34153

20 september 2000

Gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 januari 1998 betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1995 opgelegde aanslagen in de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten van de gemeente Loenen.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1995 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en wegens het gebruik van de woonark, plaatselijk bekend als a-straat 1 ws 2, op n aanslagbiljet verenigde aanslagen in de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loenen zijn gehandhaafd.

Belanghebbende is van de uitspraak van het college van burgemeester en wethouders in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

De Advocaat-Generaal Ilsink heeft op 12 augustus 1999 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende was op 1 januari 1995 eigenaresse en gebruikster van de naar aard en inrichting tot bewoning dienende, in de gemeente Loenen gelegen woonark, plaatselijk bekend a-straat 1 ws 2 te Q. Op deze woonark hebben de bestreden aanslagen betrekking.

3.2. Middel I is gericht tegen verwerping door het Hof van het beroep van belanghebbende op onverbindendheid van de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 1995 (hierna: de Verordening) wegens strijd van artikel 221 van de Gemeentewet en de daarop steunende Verordening met het gelijkheidsbeginsel zoals dat is neergelegd in artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM in verbinding met artikel 1, Protocol nr. 1. Dit beroep heeft belanghebbende voor het Hof doen steunen op een betoog dat erop neerkomt dat artikel 221 het ten onrechte mogelijk maakt woonschepen, als roerende zaken, op gelijke wijze aan een gemeentelijke belasting te onderwerpen als woningen, onroerende zaken, hoewel het om ongelijke gevallen gaat. Op een aantal punten immers, aldus het betoog, bestaan wel degelijk verschillen, zoals het voor woonschepen ontbreken van garantie voor de financiering en van de mogelijkheid van huursubsidie.

3.3. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 221 van de Gemeentewet, zoals vermeld in de Conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.3 tot en met 2.12, blijkt dat de wetgever voor gemeenten de mogelijkheid wilde openen onder meer woonschepen in een met de onroerendezaakbelastingen overeenkomende belasting te betrekken omdat dit redelijk en wenselijk werd geacht nu de eigenaren en gebruikers van woonschepen evenzeer belang hebben bij de gemeentelijke collectieve voorzieningen als andere inwoners van de gemeente. Nu de wetgever het genot en het gebruik van een onroerende zaak een geschikt aanknopingspunt heeft geacht om door middel van onroerendezaakbelastingen de inwoners van de gemeente te doen bijdragen in de kosten van de gemeentelijke collectieve voorzieningen - en meer in het algemeen in de kosten van de huishouding der gemeente - heeft hij zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in dit opzicht geen relevant verschil bestaat tussen (onroerende) woningen en (roerende) woonschepen welke duurzaam aan een plaats zijn gebonden. De gelijke behandeling van deze gevallen is dan ook niet een gelijke behandeling van ongelijke gevallen, ook al zijn op andere, hier niet relevante, punten in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving inderdaad verschillen aan te wijzen. Hoewel het oordeel van het Hof dat niet van gelijke gevallen kan worden gesproken (hetgeen belanghebbende trouwens juist had aangevoerd) dan ook onjuist is, heeft het Hof het beroep op het gelijkheidsbeginsel dus terecht verworpen. Derhalve faalt middel I.

3.4. Middel II is gericht tegen het oordeel van het Hof dat de onderhavige woonark duurzaam aan een plaats is gebonden in de zin van artikel 221. Uit de hiervoor onder 3.3 bedoelde wetsgeschiedenis, in het bijzonder uit de gedachtewisseling bij de mondelinge behandeling van het amendement Bijleveld-Schouten c.s., komt naar voren dat de wetgever, voor zover hier van belang, geen heffing heeft gewild voor recreatieve (woon)schepen maar wel voor woonschepen die een maatschappelijke functie hebben die vergelijkbaar is met die van (onroerende) woningen. Het hier te maken onderscheid kan in de gedachtegang van de wetgever worden gemaakt aan de hand van de bestemming die de eigenaar of gebruiker aan de zaak heeft gegeven, welke bestemming kan worden afgeleid uit de al dan niet permanente bewoning en het al dan niet aanwezig zijn van een vaste ligplaats. Gelet op deze wetsgeschiedenis moet "duurzaam aan een plaats gebonden" in artikel 221 wat betreft woonschepen worden opgevat als het hebben van een vaste ligplaats. De aanwezigheid van een vaste ligplaats kan blijken uit bij voorbeeld een aansluiting op nutsvoorzieningen, maar in ieder geval is sprake van een vaste ligplaats als het gaat om een ligplaats waar het woonschip reeds ten minste een jaar met niet meer dan incidentele onderbrekingen aanwezig is. De omstandigheid dat een ligplaats slechts krachtens vergunning voor een beperkte tijd of zelfs slechts krachtens gedogen wordt ingenomen, is, nu het aankomt op de feitelijke situatie, niet van belang. Voorzover het middel van een andere opvatting uitgaat, faalt het. 's Hofs uitspraak bevat echter niet de gegevens welke nodig zijn om te beoordelen of het Hof terecht heeft aangenomen dat de onderhavige woonark duurzaam aan een plaats is gebonden in die zin dat deze een vaste ligplaats heeft. De uitspraak kan daarom niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

Het college van burgemeester en wethouders zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het Hof,

- verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest,

- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 710,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

- gelast dat door het college van burgemeester en wethouders aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 90,--, en

- wijst de gemeente Loenen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is op 20 september 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst en L. Monn, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier I. de Bruin, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Nr. 34.153

Derde Kamer B

Belastingen op niet-onroerende woon- en bedrijfsruimten

Mr. Ilsink

Conclusie inzake:

X

tegen

het College van burgemeester en

wethouders van de gemeente Loenen

Parket, 12 augustus 1999

Edelhoogachtbaar College,

1. Verordening, feiten en procesverloop

1.1. Het beroep in cassatie is gericht tegen de schriftelijke uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) van 9 januari 1998, nr. 96/4682. Het is ingesteld door belanghebbende, X.

1.2. Belanghebbende was op 1 januari 1995 eigenaar en gebruiker van een in de gemeente Loenen gelegen woonark, plaatselijk bekend a-straat 1 ws 2 te Q.

1.3. De raad van de gemeente Loenen heeft in zijn openbare vergadering van 13 december 1994 vastgesteld de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 1995 (hierna: de Verordening). De Verordening is goedgekeurd bij besluit van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 23 januari 1995, nr. FBA95/7/U2; zij is op de in artikel 139 van de Gemeentewet voorgeschreven wijze bekendgemaakt1.

1.4. Aan belanghebbende zijn door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Loenen (hierna: het College) over het jaar 1995 aanslagen in de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten2 (gedagtekend 30 april 1996) opgelegd naar een heffingsgrondslag van ƒ 55.000,-- ter zake van het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van voormelde woonark.

1.5. Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak, gedagtekend 24 oktober 1996, heeft het College het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

1.6. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak bij het Hof beroep ingesteld. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.

1.7. Van die uitspraak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld. Hierin herhaalt belanghebbende haar voor het Hof aangevoerde stellingen dat haar woonark niet duurzaam aan een plaats is gebonden en dat de aanslagen in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. Het College heeft een vertoogschrift ingediend.

1.8. Bij Uw Raad is nog een andere zaak over de RRB aanhangig. In die zaak, met nummer 33.540, zal ik apart concluderen. Het gaat hier om de eerste bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte RRB-zaken en het is daarom dat ik de wens te kennen heb gegeven te worden gehoord.

2. Roerenderuimtenbelastingen

2.1. Artikel 221 van de Gemeentewet (tekst 1995) luidt:

"1. Ter zake van binnen de gemeente gelegen woon- en bedrijfsruimten, welke duurzaam aan een plaats gebonden en dienen tot permanente bewoning of permanent gebruik, doch niet onroerend zijn, kunnen twee belastingen worden geheven, te...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT