Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 15 de Noviembre de 2000

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak15 de Noviembre de 2000
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Uitspraak : 15 november 2000

Rek.nummer: 423-H-00

Rek.nr rb.: 98-5893

GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE

FAMILIEKAMER

B e s c h i k k i n g

in de zaak van

[naam vrouw],

wonende te [woonplaats vrouw],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

procureur mr. H.F. van Kregten,

tegen

[naam man],

wonende te [woonplaats man],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

procureur mr. R.J. Haasjes.

HET GEDING

De man en de vrouw zijn op 5 januari 1989 met elkaar gehuwd.

Bij beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 april 2000 is, op het verzoek van de vrouw om onder meer tussen de partijen de echtscheiding uit te spreken, verklaard dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft.

De vrouw is van die beschikking op 16 juni 2000 in hoger beroep geko-men en heeft ver-zocht deze te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tussen de partijen de echtscheiding, subsidiair de scheiding van tafel en bed uit te spreken, te bepalen dat voortaan alleen aan de vrouw het gezag toekomt over de op respectievelijk 12 augustus 1991 en 20 mei 1994 uit het huwelijk van partijen geboren minderjarige kinderen [naam kind1] en [naam kind2] en de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie te bepalen op ƒ 500,- per maand per kind.

De man heeft een verweerschrift ingediend waarin hij primair verzoekt het verzoek tot echtscheiding af te wijzen. Subsidiair verzoekt de man, voor het geval de echtscheiding wordt uitgesproken, de door de vrouw verzochte voorziening in het gezag over de minderjarige kinderen af te wijzen, de door de vrouw verzochte kinderalimentatie te bepalen op nihil, althans te bepalen op een lager bedrag dan verzocht en een regeling inzake de omgang tussen de man en de kinderen vast te stellen.

Bij brief van 11 oktober 2000 heeft de procureur van de vrouw stukken aan het hof doen toekomen.

Op 18 oktober 2000 is de zaak mondeling behandeld door mr. Van den Wildenberg als raadsheer-commissaris. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

BEOORDELING VAN DE ZAAK IN HOGER BEROEP

  1. Vaststaat dat de beide partijen zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten. Op grond van het bepaalde in artikel 814 lid 1 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe indien ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide echtgenoten Nederlander zijn. Met de vrouw is het hof van oordeel, gelet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT