Voorlopige voorziening van Centrale Raad van Beroep, 25 de Julio de 2012

Datum uitspraak25 de Julio de 2012
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/3004 WMO-VV, 12/1861 WMO

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening

Partijen:

[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Datum uitspraak: 25 juli 2012

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2012, 11/4396 (aangevallen uitspraak), en tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2012. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak met registratienummer 12/3006 WWB-VV. Voor verzoeker is verschenen mr. W.G. Fischer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. van Golberdinge en mr. F.G. Veldstra. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

1.2. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

1.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

  1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

    2.1. Verzoeker, geboren in 1957, is in 2007 vanuit Irak naar Nederland gekomen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft verzoeker bij beschikking van 11 september 2007 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hij heeft met ingang van

    6 februari 2009 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen.

    2.2. Bij besluit van 28 mei 2010 heeft de IND de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken, omdat de grond voor verlening, bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, is komen te vervallen. Het beroep van verzoeker tegen het besluit van 28 mei 2010 is door de rechtbank ’s-Gravenhage bij uitspraak van

    11 januari 2011 ongegrond verklaard. Tegen deze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT