Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 17 de Marzo de 2006

Datum uitspraak17 de Marzo de 2006
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 39.292

17 maart 2006

EC

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 november 2002, nr. 02/01506, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen.

  1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

    Aan belanghebbende is bij ÈÈn biljet een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd ten bedrage van ƒ 16.672 aan belasting, alsmede een boete van ƒ 4168. De tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn bij in ÈÈn geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

    Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

    Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur welke de boete betreft vernietigd, de boetebeschikking vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur welke de naheffingsaanslag betreft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Staatssecretaris van FinanciÎn heeft een verweerschrift ingediend.

    Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

    De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 7 oktober 2005 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

  3. Beoordeling van het middel

    3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat het de Inspecteur niet als een verzuim kan worden aangerekend dat hij de naheffingsaanslag niet heeft gezonden aan belanghebbendes gemachtigde.

    3.2. Met betrekking tot de verzending van de boetebeschikking heeft het Hof in andere zin geoordeeld, op grond van de vaststelling dat de gemachtigde namens belanghebbende de Inspecteur had verzocht de correspondentie betreffende de op te leggen boete te richten aan het adres van de gemachtigde.

    3.3. Het middel betoogt dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn vervat in ÈÈn document. Indien de Inspecteur had gedaan waartoe hij gehouden was, te weten de boetebeschikking zenden aan de gemachtigde, zou hij derhalve tevens de gemachtigde de naheffingsaanslag hebben toegezonden en zou, aldus het middel, tijdig bezwaar zijn gemaakt tegen de naheffingsaanslag.

    3.4. Het middel richt in de eerste plaats een motiveringsklacht tegen het oordeel dat de termijnoverschrijding die is begaan bij het maken van bezwaar tegen de naheffingsaanslag, niet verschoonbaar is. Die klacht slaagt. De omstandigheid dat uit het biljet van de aan belanghebbende toegezonden naheffingsaanslag bleek dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking niet in afzonderlijke geschriften waren vervat, bracht immers mee dat belanghebbende, zoals hij voor het Hof heeft aangevoerd, ervan mocht uitgaan dat met de toezending van de boetebeschikking aan zijn gemachtigde - uit 's Hofs hiervÛÛr in 3.2 weergegeven vaststelling volgt dat belanghebbende daarop mocht vertrouwen - deze tevens op de hoogte zou zijn gesteld van de naheffingsaanslag. Onder deze omstandigheden kan het belanghebbende redelijkerwijze niet als een verzuim worden aangerekend dat hij na de ontvangst van de naheffingsaanslag niet zelf stappen heeft ondernomen om binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift in te dienen of te doen indienen tegen de naheffingsaanslag.

    Uit het hiervoor overwogene volgt dat 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen.

  4. Proceskosten

    De Staatssecretaris van FinanciÎn zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

  5. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verklaart het beroep gegrond,

    vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voorzover deze de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag betreft,

    verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

    gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 165, en

    veroordeelt de Staatssecretaris van FinanciÎn in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende , vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2006.

    39.292

    mr. Niessen

    Derde kamer A

    Naheffingsaanslag Bpm met boete

    Conclusie inzake

    X

    Tegen

    De staatssecretaris van FinanciÎn

    7 oktober 2005

  6. Inleiding

    1.1. Voor de zaken met de nummers 39.292, 39.997 en 39.998, waarin ik heden concludeer, is een bijlage (hierna: Bijlage) opgesteld, welke deel uitmaakt van deze conclusie.

    De zaken nrs. 39.292 en 39.998, betreffen gevallen waarin een naheffingsaanslag en boetebeschikking zijn opgelegd, die zijn vervat in ÈÈn document. Zaaknummer 39.997 betreft uitsluitend de naheffingsaanslag en hangt samen met zaaknummer 39.998.

    In de zaken 39.292 en 39.998 heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld, dat de belanghebbenden terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaar tegen de belastingaanslag, maar onterecht niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaar tegen de op die belastingaanslag betrekking hebbende boetebeschikking. In de Bijlage wordt onderzocht of het geldend fiscale boeterecht een dergelijk oordeel omtrent de ontvankelijkheid van bezwaren tegen aanslag en boete-oplegging toelaat.

    1.2. In de onderhavige conclusie is de zaak met nummer 39.292 aan de orde. Aan X (hierna: belanghebbende) is met dagtekening 29 september 2000 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: Bpm) opgelegd met een boetebeschikking ter grootte van 50% van de nageheven belasting.

  7. Feiten en loop van het geding

    2.1. Op 13 januari 2000 heeft belanghebbende met een auto voorzien van handelaarskenteken op naam van autohandelaar A te R, gebruik gemaakt van de openbare weg. Ter zake van dat kenteken was geen Bpm betaald. Belanghebbende is op genoemde dag bij een controle met betrekking tot de Bpm aangehouden door een douaneambtenaar en verklaarde dat hij de auto gebruikte in verband met een proefrit (het was toen half tien 's avonds en belanghebbende -een bekende van de autohandelaar- bevond zich in de rosse buurt van Q). Belanghebbende kon desgevraagd geen kentekenbewijs overleggen, hetgeen vereist is bij het maken van een proefrit.

    2.2. Op 15 mei 2000 heeft de Inspecteur belanghebbende een kennisgeving verstuurd, waarin hij aankondigt voornemens te zijn een vergrijpboete op te leggen ter grootte van 50% van de verschuldigde belasting, omdat de Inspecteur van mening is dat het aan opzet van belanghebbende te wijten is dat te weinig belasting is betaald. Bij deze brief wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de boete binnen twee weken te betwisten, na ommekomst van welke termijn de boete bij voor bezwaar vatbare beschikking zal worden opgelegd.

    2.3. De gemachtigde van belanghebbende maakt bij schrijven met dagtekening 29 mei 2000 bezwaar tegen de aangekondigde boete, omdat "bezwaarde niet overtuigd is van de juistheid van de beslissing". In de brief kiest belanghebbende te dezer zake woonplaats ten kantore van gemachtigde.

    Per brief van 16 juni 2000 geeft de Inspecteur aan, dat het niet mogelijk is bezwaar te maken, maar dat het standpunt wel mondeling mag worden toegelicht door de gemachtigde.

    Op 23 augustus is gemachtigde van belanghebbende ten kantore van de Inspecteur gehoord, waarvan een verslag is opgemaakt.

    2.4. De Inspecteur concludeert dat belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht had over de auto en legt met dagtekening 29 september 2000 een naheffingsaanslag Bpm ten bedrage van ƒ 16.672 op. Bij deze aanslag wordt tevens een boete van ƒ 4.168 (25%) opgelegd, omdat de Inspecteur van mening is dat het aan grove schuld van belanghebbende te wijten is dat te weinig belasting is betaald. Dit document is uitsluitend aan belanghebbende gestuurd.

    2.5. Op 1 augustus 2001 heeft gemachtigde een brief aan de Inspecteur gestuurd waarin hij de Inspecteur vraagt hem te berichten over de beslissing. Waarop de Inspecteur op 18 september 2001 de gemachtigde een kopie stuurt van de aanslag met boetebeschikking de dato 29 september 2000.

    2.6. Op 19 oktober 2001 heeft gemachtigde een pro forma bezwaar ingediend tegen de naheffingsaanslag en boete. Dit bezwaar is op 1 oktober 2001 en op 4 december 2001 nader gemotiveerd. De Inspecteur heeft het bezwaar (zowel tegen de aanslag als tegen de boete) niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

  8. Het geschil

    Gerechtshof Amsterdam

    3.1. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft het geschil als volgt omschreven (punt 3):

    Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in zijn bezwaar. [...] Tevens is in geschil of de onderhavige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd en of daarbij terecht een boete is opgelegd.

    3.2. Belanghebbende betoogt dat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat de aanslag naar zijn gemachtigde gezonden had moeten worden gezien de zinsnede dat hij kantoor kiest bij zijn gemachtigde en dat de termijnoverschrijding daarom verschoonbaar is. Verder betoogt belanghebbende dat de aanslag en de boete onterecht zijn opgelegd, omdat hij niet ervan op de hoogte was dat het handelaarskenteken niet verzekerd was en dat geen Bpm was voldaan. Hij is niet op de hoogte van regels die gelden voor geÔmporteerde auto's, ook al is hij autohandelaar.

    Op 4 december 2001 schrijft gemachtigde in een aanvulling dat belanghebbende geen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT