Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 21 de Marzo de 2006

Datum uitspraak21 de Marzo de 2006
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

E N K E L V O U D I G E K A M E R

03/4177 WAO

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.

  1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

    Als gemachtigde van appellante heeft mr. P.J.H. Vinke, advocaat te Hoofddorp, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 juli 2003, nummer Awb 02-1564 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.

    Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

    Desgevraagd heeft de psychiater prof dr. W. van Tilburg onder dagtekening 7 november 2005 van verslag en advies gediend.

    Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 7 februari 2006, waar partijen, zoals tevoren was bericht, niet zijn verschenen.

  2. MOTIVERING

    Bij besluit van 28 mei 2002 heeft gedaagde de uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van appellante, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 25 juli 2002 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%, omdat appellante, die voorheen 30 uur per week heeft gewerkt, in staat wordt geacht gedurende 20 uur per week te werken in functies die voor haar geschikt zijn.

    Bij besluit van 10 september 2002, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 mei 2002 ongegrond verklaard.

    De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich zowel wat betreft de medische als de arbeidskundige aspecten ervan met gedaagdes standpunt kunnen verenigen.

    In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij op de datum in geding op medische gronden in het geheel niet kan werken.

    's Raads deskundige prof. Van Tilburg is in zijn uitvoerige rapportage tot de conclusie gekomen dat appellante op de datum in geding lijdende was en nog steeds is aan een chronische ernstige depressieve stoornis. Appellante heeft naar het oordeel van de deskundige ernstige beperkingen en om die reden kan prof. Van Tilburg zich niet verenigen met de belastbaarheid met arbeid voor halve dagen waarvan gedaagde is uitgegaan.

    Gedaagde heeft te kennen gegeven het bij het bestreden besluit ingenomen standpunt met betrekking tot die belastbaarheid niet langer te handhaven.

    De Raad volgt het oordeel van zijn deskundige en stelt vast dat de belastbaarheid van appellante op de datum in geding onjuist is vastgesteld zodat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT