Hoger beroep van Council of State (Netherlands), Gravenhage, 8 de Agosto de 2012

Datum uitspraak 8 de Agosto de 2012
Uitgevende instantie:'s-Gravenhage

201111457/1/V4.

Datum uitspraak: 8 augustus 2012

RAAD VAN STATE

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister voor Immigratie en Asiel (thans: de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 4 oktober 2011 in zaak in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de minister.

1. Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2011 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 4 oktober 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 november 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2012, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, en de vreemdeling, bijstaan door mr. W. Boelens, advocaat te Utrecht, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. In de tweede grief klaagt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister het besluit van 21 april 2011 onvoldoende heeft gemotiveerd reeds omdat de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat, om te worden aangemerkt als refugié sur place is vereist dat de desbetreffende activiteiten de uitdrukking en de voortzetting vormen van overtuigingen die reeds in het land van herkomst werden aangehangen. Daartoe voert de minister aan dat in het besluit van 21 april 2011 is vermeld dat de stelling van de vreemdeling dat het desbetreffende continuïteitsvereiste niet langer bepalend is voor de vraag of sprake is van refugié sur place niet de conclusie rechtvaardigt dat de vreemdeling als refugié sur place dient te worden aangemerkt. Voorts voert hij daartoe aan dat in dat besluit gemotiveerd is aangegeven dat de vreemdeling, ook indien het continuïteitsvereiste terzijde wordt gelaten, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn deelname aan de demonstratie in Den Haag, in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten is komen te staan.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT