Hoger beroep van Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands), 11 de Octubre de 2006

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Octubre de 2006
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Leeuwarden (Netherlands)

Arrest d.d. 11 oktober 2006

Rolnummer 0500415

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de hoofdzaak en in het incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een vonnis (art. 234 Rv) in de zaak van:

  1. [appellant 1],

  2. [appellant 2],

    beiden wonende te [woonplaats appellanten],

    appellanten, tevens verweerders in het incident,

    in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,

    hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],

    procureur: mr. P.R. van den Elst,

    tegen

  3. [geÔntimeerde 1],

  4. [geÔntimeerde 2],

    beiden wonende te [woonplaats geÔntimeerden],

    geÔntimeerden, tevens eisers in het incident,

    in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,

    hierna gezamenlijk te noemen: [geÔntimeerden],

    procureur: mr. A.C. Zillinger Molenaar.

    Het geding in eerste instantie

    In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op respectievelijk 1 oktober 2003, 30 juni 2004 en 22 juni 2005 door de rechtbank Leeuwarden.

    Het geding in hoger beroep

    Bij exploot van 12 juli 2005 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van de hiervoor genoemde vonnissen met dagvaarding van [geÔntimeerden] tegen de zitting van 7 september 2005.

    Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep luidt:

    bij arrest, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zowel in conventie als

    in reconventie de vonnissen door de Rechtbank Leeuwarden d.d. 1 oktober 2003, 30 juni

    2004 en 22 juni 2005 te vernietigen en opnieuw recht doende, zonodig onder aanvulling

    en verbetering van gronden:

    In conventie

    Primair:

    I. te verklaren voor recht dat tussen appellanten, als kopers, en geÔntimeerden, als

    verkopers, op of omstreeks 1 juni 2002 gesloten koopovereenkomst betreffende

    de woning te[r] [adres], van rechtswege en/of buiten-

    gerechtelijk is ontbonden;

    Subsidiair:

    II voor recht te verklaren dat deze overeenkomst alsnog bij rechterlijke uitspraak

    wordt ontbonden;

    III geÔntimeerden te veroordelen in de voldoening van een bedrag van euro 45.000,--

    (zegge: vijfenveertigduizend euro) en wel op grond van artikel 13 van de tussen

    partijen destijds gesloten koopovereenkomst namelijk zijnde 10% van de

    verkoopprijs, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf

    1 september 2002, tot aan de dag der algehele voldoening.

    IV geÔntimeerden te veroordelen tot vergoeding van de door appellanten geleden en

    nog te lijden schade (rente en kosten in begrepen), welke zich vooralsnog niet

    (op eenvoudige wijze) laten begroten, doch nader dient te worden opgemaakt bij

    staat en vereffende volgens de Wet;

    V met veroordeling van geÔntimeerden in de kosten van beide instanties.

    In reconventie

    VI alsnog geÔntimeerden in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans

    deze hen te ontzeggen met veroordeling van geÔntimeerden in de kosten van

    beide instanties.

    [appellanten] hebben een memorie van grieven genomen, met als conclusie:

    "bij arrest de gewraakte vonnissen van 1 oktober 2003, 30 juni 2004 en 22 juni 2005,

    gewezen door de Rechtbank Leeuwarden, aldaar bekend onder nummer 58764/HA-ZA

    03-0449, te vernietigen en opnieuw rechtdoende - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij

    voorraad - eventueel onder aanvulling van gronden dan wel feiten;

    IN CONVENTIE:

    de vordering van appellanten conform de vermeerdering van eis d.d. 30 maart 2005

    alsnog toe te wijzen met veroordeling van geÔntimeerden in de kosten van het geding in

    beide instanties;

    IN RECONVENTIE:

    de vorderingen welke door [geÔntimeerden] zijn ingesteld, niet-ontvankelijk te verklaren

    althans af te wijzen met veroordeling van [geÔntimeerden] in de kosten van het geding in beide

    instanties."

    [geÔntimeerden] hebben een als zodanig aangeduide "memorie van antwoord in conventie en in reconventie tevens bevattende een incidentele eis tot uitvoerbaarheidverklaring bij voorraad" genomen, waarvan de conclusie luidt:

    voor ANTWOORD in conventie en reconventie:

    - tot niet-ontvankelijkverklaring van appellanten althans tot ontzegging aan hun

    van hun vorderingen in appel;

    - tot veroordeling van appellanten in de kosten van het appel.

    voor EIS in het incident:

    - tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van de rechtbank van

    22 juni 2005, zowel in conventie als in reconventie.

    Met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het te wijzen arrest.

    [appellanten] hebben een incidentele conclusie van antwoord genomen, met als conclusie:

    "Primair: dat het Uw Hof moge behagen om de door [geÔntimeerden] ingestelde incidentele

    vordering tot uitvoerbaarheidverklaring bij voorraad af te wijzen;

    Subsidiair: voor het geval Uw Hof de incidentele vordering toewijst, Uw Hof daaraan

    de voorwaarde verbindt dat [geÔntimeerden] jegens [appellanten] zekerheid stellen, bij

    voorkeur door ter hand stelling van een harde bankgarantie aan [appellanten], ter

    grootte van de alsdan door [appellanten] te verrichten betaling;

    Zowel primair als subsidiair: met veroordeling van [geÔntimeerden] in de kosten van deze

    procedure."

    Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident.

    De grieven

    [appellanten] hebben 21 genummerde grieven en ÈÈn ongenummerde grief (onderdelen 44/46) opgeworpen.

    De beoordeling

  5. Omdat het processuele debat als geÎindigd kan worden beschouwd en de zaak zich daarvoor leent, zal het hof in het incident en de hoofdzaak gelijktijdig uitspraak doen.

    In de hoofdzaak

  6. Uit de inhoud van de memorie van grieven (punt 6) blijkt dat het hoger beroep zich niet meer richt tegen het tussenvonnis van 1 oktober 2003 nu dit hoger beroep is ingetrokken. Het hof zal daarom de conclusie van de memorie van grieven aldus verstaan dat [appellanten] in hoger beroep komen van de vonnissen van 30 juni 2004 en 22 juni 2005.

  7. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2. (2.1 t/m 2.14 - van welke overwegingen de twee laatste, kennelijk per abuis, zijn genummerd als 1.14 en 1.13 -) van genoemd vonnis van 30 juni 2004 is, behoudens ten aanzien van de vaststelling waartegen grief 1 is gericht, geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, zulks met inachtneming van hetgeen hierna met betrekking tot grief 1 zal worden overwogen.

  8. Het gaat in dit geding - samengevat - om het volgende.

    4.1. [appellanten] hebben op 1 juni 2002 van [geÔntimeerden] gekocht de woning aan de [adres] voor een koopsom van euro 450.000,-- kosten koper. De levering van de woning is bepaald op 2 september 2002. Daaraan voorafgaande hebben [geÔntimeerden] op 25 juni 2002 de sleutels van de woning aan [appellanten] ter beschikking gesteld. [appellanten] hebben toen vochtplekken op de muren van de woning geconstateerd.

    4.2. Een vervolgens in opdracht van [appellanten] door [deskundige 1] van het bureau Bouw Coˆrdinatie Noord te Drachten opgesteld inspectierapport d.d. 9 augustus 2002 meldt dat op een aantal binnenwanden, met name in de bijkeuken en de studeerkamer, vocht- c.q. schimmelplekken zijn geconstateerd. Volgens [d[deskundige 1] zijn de vochtproblemen weliswaar te verhelpen, maar zullen deze eerst na verloop van een aantal jaren zijn opgelost.

    4.3. Notaris mr. S.A. Slagman, die het transport van de woning zou verzorgen, heeft bij brief van 14 augustus 2002 namens [appellanten] aan [geÔntimeerden] meegedeeld dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden op grond van - onder meer - de stelling dat de woning niet de eigenschappen bezit die een woonhuis dient te hebben, aangezien uit gemeld rapport van Bouw Coˆrdinatie Noord valt af te leiden dat de muren van het huis dermate vochtig zijn dat normaal gebruik niet meer mogelijk is.

    4.4. [geÔntimeerden] hebben daarop bij brief van 19 augustus 2002 gereageerd met de mededeling dat zij niet met de buitengerechtelijke ontbinding instemmen. Zij hebben aangevoerd dat het hun niet bekend was dat de muur vochtig was, terwijl zij zich bereid verklaarden de gebreken te herstellen.

    4.5. In opdracht van [geÔntimeerden] heeft [deskundige 2] van Architektenburo Sipma BNA Heerenveen op 30 augustus 2002 rapport opgemaakt van een bouwkundige inspectie van de woning. Hij heeft geconstateerd dat er op twee...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT