Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 30 de Noviembre de 2006
Datum uitspraak | 30 de Noviembre de 2006 |
Uitgevende instantie: | Centrale Raad van Beroep |
05/4313 AW + 05/4314 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank Haarlem van 26 mei 2005, 04/1754 en 03/1803 (hierna: uitspraak 1 en uitspraak 2)
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van FinanciÎn, thans de Minister van FinanciÎn (hierna: minister)
Datum uitspraak: 30 november 2006
-
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroepen ingesteld.
De minister heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2006. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. O.W. Borgeld, werkzaam bij de CMHF. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door L.P. de Jonge, werkzaam bij de Belastingdienst.
-
OVERWEGINGEN
-
Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Aan appellant, douane-ambtenaar, is bij besluit van 21 augustus 2001 met ingang van 1 september 2001 voor drie jaar buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend, teneinde werkzaam te zijn als rechercheur bij de plaatselijke Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen op CuraÁao, naar welke functie appellant had gesolliciteerd. Nadat door het hoofd van de Inspectie was meegedeeld dat de samenwerking met appellant per 1 mei 2002 werd opgezegd, heeft de minister bij besluit van 4 maart 2002 dat buitengewoon verlof ingetrokken. Dat besluit is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 14 oktober 2002. Het daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak 1 ongegrond verklaard.
1.2. In verband met zijn vervroegde terugkeer naar Nederland is aan appellant bij besluit van 17 oktober 2002 voor diverse kostenposten een tegemoetkoming toegekend van in totaal € 5.810,85. Voor een aantal door appellant opgevoerde posten is geweigerd een tegemoetkoming te verstrekken. In dat besluit is voorts overwogen dat aan appellant per abuis na 1 mei 2002 nog een bedrag aan huurtegemoetkoming en koerscompensatie is betaald, welk bedrag hij terug dient te betalen. Ook dient appellant nog € 3.630,24 aan aanloopvoorschot terug te betalen. Uiteindelijk wordt van appellant een totaal bedrag van € 2.283,50 teruggevorderd. Dit besluit is na bezwaar bij besluit van 8 oktober 2003 gehandhaafd. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak 2 ongegrond verklaard.
-
buitengewoon verlof (uitspraak 1)
2.1. Het bestreden besluit van 14 oktober 2002 ziet op de beÎindiging van het aan appellant als belastingambtenaar verleende buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging als bedoeld in artikel 34 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement. De Raad deelt niet het standpunt van appellant dat niet de minister maar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) daartoe bevoegd zou zijn. Het verlof is immers verleend en beÎindigd in het kader van appellants aanstelling als ambtenaar bij...
-
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT