Hoger beroep van Council of State (Netherlands), 3 de Enero de 2007

Datum uitspraak 3 de Enero de 2007
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

200606029/1.

Datum uitspraak: 3 januari 2007

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

  1. de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  2. de stichting "A&O Fonds Grafimediabranche", gevestigd te Amstelveen,

    appellanten,

    tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/623 EN 06/624 van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2006 in het geding tussen:

    appellante sub 2,

    en

    appellant sub 1.

  3. Procesverloop

    Bij beslissing van 27 oktober 2005 heeft appellant sub 1 (hierna: de staatssecretaris) het subsidieplafond voor projecten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a tot en met c en e tot en met g, van de Subsidieregeling ESF-3 (Stcrt. 2001, 118, zoals nadien gewijzigd) met ingang van 28 oktober 2005, 09.00 uur, vastgesteld op € 0,00.

    Bij besluiten van 14 november 2005 heeft de staatssecretaris onder meer de aanvragen van appellante sub 2 (hierna: de stichting) om subsidie voor de projecten 'Kwalificerende Opleidingen 2006-2007 NDC Holding B.V.', 'Koninklijke Wegener NV: Opleidingen, arbeidsomstandigheden en outplacement 2006-2007', 'Passie voor baanbrekend werk: opleidingsprogramma 2006-2007', 'Royal Sens: Opleidingen 2006-2007', 'Roto Smeets De Boer N.V.: Opleidingen 2006-2007', 'Kwalificerende Opleidingen MKB bedrijven Grafimediabranche 2006-2007', 'Telegraaf Mediagroep N.V.: Scholing 2006-2007' en 'Kluwer: Opleidingen 2006-2007' (hierna: de projecten) op grond van de Subsidieregeling ESF-3 afgewezen.

    Bij besluit van 8 februari 2006 heeft de staatssecretaris het door de stichting tegen het besluit van 27 oktober 2005 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het door de stichting tegen de besluiten van 14 november 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

    Bij uitspraak van 7 juli 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

    Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2006, en de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De stichting heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 14 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.

    Bij brief van 18 september 2006 heeft de stichting van antwoord gediend.

    Bij brief van 26 september 2006 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.

    Bij brief van 28 september 2006 heeft de stichting een nadere memorie ingediend.

    De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2006, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. P. Nicola, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

  4. Overwegingen

    2.1. Ingevolge artikel 249, vierde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: het EG-verdrag) is een beschikking verbindend in al haar onderdelen voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk is gericht.

    Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

    Ingevolge artikel 3:42, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

    Ingevolge het tweede lid van dat artikel geschiedt de bekendmaking, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, niet elektronisch.

    Ingevolge artikel 4:22, van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

    Ingevolge artikel 4:23, eerste lid, van de Awb verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

    Ingevolge artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb is het eerste lid niet van toepassing indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt.

    Ingevolge artikel 4:25, eerste lid, van de Awb kan een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden ingesteld.

    Ingevolge het tweede lid van dat artikel wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

    Ingevolge artikel 4:26, eerste lid, van de Awb wordt bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

    Ingevolge het tweede lid van dat artikel wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling vermeld.

    Ingevolge artikel 4:27, eerste lid, van de Awb wordt het subsidieplafond bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

    Ingevolge het tweede lid van dat artikel heeft deze bekendmaking, indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

    Ingevolge artikel 4:28 is artikel 4:27, tweede lid, niet van toepassing indien:

    1. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

    2. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

    3. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

      2.2. Ingevolge artikel 1 van de Kaderwet SZW-subsidies is die wet van toepassing op de verstrekking van subsidies door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, behoudens indien subsidie wordt verstrekt krachtens een andere wet.

      Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Kaderwet

      SZW-subsidies kan de minister subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het werkgelegenheidsbeleid en het arbeidsmarktbeleid.

      Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies kunnen onverminderd hoofdstuk 3 van de Financile-verhoudingswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van de minister terzake van de verstrekking van subsidie regels worden gesteld met betrekking tot:

    4. de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt en wie daarvoor in aanmerking komt;

    5. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    6. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

    7. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    8. de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    9. de vaststelling van de subsidie;

    10. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    11. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    12. andere criteria voor de verstrekking van subsidie.

      Ingevolge artikel 4 verstrekt de minister slechts subsidie op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministerile regeling als bedoeld in artikel 3, tenzij het een subsidie betreft:

    13. als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb of

    14. waarvan de voorgenomen verstrekking tevoren is meegedeeld aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

      Ingevolge artikel 5 van de Kaderwet SZW-subsidies stelt de minister een subsidieplafond vast voor de verschillende activiteiten waarvoor op grond van deze wet subsidie kan worden verstrekt en bepaalt daarbij hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, tenzij de minister van Financin heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.

      2.3. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling

      ESF-3 wordt in de regeling onder aanvraagtijdvak verstaan een door de minister vastgesteld tijdvak, als bedoeld in artikel 4, waarbinnen aanvragen om projectsubsidie kunnen worden ingediend.

      Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de Subsidieregeling

      ESF-3 wordt in de regeling onder ESF3-Beleidskader verstaan een door de minister vastgesteld beleidskader voor nieuwe subsidieaanvragen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarin de groep van subsidiegerechtigden, de omvang van de ter beschikking staande subsidiemiddelen alsmede de aan projecten te stellen eisen nader worden bepaald.

      Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 verstrekt de minister, overeenkomstig de regels van dit besluit, subsidie aan de nader krachtens dit besluit aangewezen rechtspersonen die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het programma Europees Sociaal Fonds Doelstelling 3.

      Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 komen voor subsidie in aanmerking projecten met betrekking tot:

    15. activerend arbeidsmarktbeleid voor werkzoekenden en arbeidsgehandicapten;

    16. inzetbaarheid beroepsbevolking onderscheiden naar:

      1e. preventie instroom in arbeidsongeschiktheid en verbetering arbeidsomstandigheden, of

      2e. vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorg;

    17. scholing van werkenden;

    18. onderwerpen, subsidiabel onder toepassing van artikel 4, tweede lid, van de ESF-Verordening 1784/99;

    19. bestrijding voortijdig schoolverlaten;

    20. versterking beroepsbegeleidende leerweg;

    21. praktijk onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.

      Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 bestaat de mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om projectsubsidie slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken, gelegen in de jaren 2001 tot en met 2006. Indien deze mogelijkheid wordt geopend, wordt hiervan vooraf door de minister in de Nederlandse Staatscourant mededeling gedaan. In een gelijktijdig door de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT