Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 16 de Enero de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Enero de 2007
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

typ. LD

rolnr. C0500105/MA

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Vijfde kamer, van 16 januari 2007,

Gewezen in de zaak van:

[APPELLANT],

wonende te [plaats],

appellant bij exploot van dagvaarding van 28 september 2004,

incidenteel geÔntimeerde,

procureur: mr. J.E. Lenglet,

tegen:

  1. [GEœNTIMEERDE SUB 1] B.V.,

    gevestigd te [plaats],

    geÔntimeerde bij gemeld exploit,

    procureur: mr. J.E. Benner,

  2. [GEœNTIMEERDE SUB 2] B.V.,

    gevestigd te [plaats],

    geÔntimeerde bij gemeld exploot,

    incidenteel appellante,

    procureur: mr. J.E. Benner,

    Op het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 30 juni 2004 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geÔntimeerden - [geÔntimeerde sub 1] en [geÔntimeerde sub 2] - als gedaagden.

  3. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 77834/HA ZA 02-837)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en de daarin genoemde stukken. Bij dat vonnis werd tegen beide gedaagden een klein deel van het gevorderde toegewezen doch het grootste deel afgewezen.

  4. Het geding in hoger beroep

    Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Het verloop van het geding blijkt uit de volgende voor uitspraak overgelegde, als ingelast te beschouwen stukken:

    - De appËldagvaarding

    - De memorie van grieven met producties

    - De memorie van antwoord van [geÔntimeerde sub 2], tevens houdende grieven in incidenteel appel, met producties

    - De memorie van antwoord in incidenteel appel

    - De akte houdende depot van een DVD

    - De akte van [geÔntimeerde sub 2]

    - De antwoordakte van [appellant].

    [appellant] concludeert tot vernietiging van het vonnis met toewijzing alsnog van al zijn vorderingen; [geÔntimeerde sub 2] concludeert tot vernietiging, afwijzing van al het gevorderde, en terugbetaling van het krachtens het bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis reeds betaalde.

  5. De gronden van het hoger beroep

    Het hof verwijst naar de vijf grieven zoals geformuleerd in de memorie van grieven in het principaal appel en naar de drie grieven zoals geformuleerd in de memorie van grieven in het incidenteel appel.

  6. De beoordeling

    4.1 Voor de vaststaande feiten verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep. Het gaat om het volgende.

    Aan de [straat] in [plaats] lagen naast elkaar (van de straat af gezien) twee panden, links een voormalig garagepand van ACL, later eigendom van [geÔntimeerde sub 1], en rechts het pand van [appellant], voorheen van [persoon 1]. Beide oorspronkelijke panden zijn naar achteren uitgebouwd, eerst het rechterpand door [persoon 1] in de jaren twintig en dertig, later het linkerpand door de Geldersche Credietvereniging (GCV) in de jaren dertig en door [persoon 2] in de jaren veertig. [persoon 1] heeft daarbij gebruik gemaakt van een bestaande tuinmuur welke min of meer op de kadastrale perceelsgrens stond, GCV en [persoon 2] hebben bij hun uitbreidingen geen gebruik gemaakt van die tuinmuur doch de aanbouw pal daarnaast opgetrokken. Nadat [appellant] het pand omstreeks 1975 had verworven, heeft hij de diverse aanbouwsels die voordien waren opgericht, bestaande uit werkplaatsen, afgebroken en aldaar een woonkamer gebouwd welke nog steeds constructief gebruik maakt van de voormalige tuinmuur. Overigens is een deel van de tuinmuur aan de kant van [appellant] altijd vrij gebleven. Achteraf is gebleken dat de tuinmuur geheel op het kadastrale perceel van [geÔntimeerde sub 1] stond.

    4.2 Het ACL-pand is gesloopt door [geÔntimeerde sub 2], waarbij schade is ontstaan aan het pand van [appellant]. Deze vordert daarvan de vergoeding.

    Een stuk van de tuinmuur is ingestort. Het ingestorte deel betrof grotendeels het vrijliggende deel van de tuinmuur (schadepost A); voor een stukje betrof het ingestorte gedeelte van de muur ook dat deel daarvan, dat feitelijk functioneerde als buitenmuur van de woonkamer van [appellant], welk deel in zoverre ook een dragende functie had (schadepost B).

    Als gevolg van de sloop van het voormalige ACL-pand is de zijgevel van [appellantes] pand bloot komen te liggen, hetgeen uit esthetisch oogpunt onwenselijk is doch deze zijgevel voorts bloot stelt aan weersinvloeden (schadepost C).

    Bij de sloop zijn enkele scheuren in de zijgevel en in de voorgevel van het oorspronkelijke pand van [appellant] ontstaan (schadepost D).

    4.3 Voor de vraag hoe iemand die tot sloop van een pand overgaat, zich jegens de buurman, eigenaar van het overblijvende pand, dient te gedragen, verwijst het hof onder meer naar de arresten HR 26 november 2004, LJN AR 1361, en HR 21 april 2000, LJN AA5590, de in die arresten aangehaalde jurisprudentie en litteratuur (zoals Chao-Duivis in Bouwrecht in Kort bestek, 2004, pag. 432 e.v.), alsmede naar de annotaties in NJ en AB bij het arrest van 2000. Voor de beoordeling van de door degene die sloopt of laat slopen in acht te nemen zorgvuldigheid is het arrest van 2000 richtinggevend; de kwestie of de opdrachtgever dan wel aannemer aangesproken kan worden staat daar los van.

    Ook al mag een eigenaar naar eigen goeddunken het eigen pand slopen, de vrijheid daartoe wordt beperkt indien daardoor schade kan ontstaan aan naburige panden. Hij dient rekening te houden met de mogelijkheid van schade, onderzoek daarnaar te doen alsmede naar mogelijkheden om die schade te vermijden, en voorts die mogelijkheden ook te benutten. Hij is het die de bestaande status quo te eigen bate doorbreekt.

    4.4 Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel sub 2.2 heeft [appellant] de grondslag van zijn eis voorwaardelijk uitgebreid, waartegen [geÔntimeerde sub 2] bezwaar maakt. Aangezien de voorwaarde waaronder deze vermeerdering van de grondslag van de eis zich, zoals uit het hierna volgende blijkt, niet vervult kan dit punt buiten beschouwing blijven.

    De ingestorte tuinmuur, schadeposten A en B.

    4.5 [persoon 1] heeft bij de uitbreiding van zijn pand naar achteren gebruik gemaakt van de reeds eerder bestaande tuinmuur als buitenmuur, waarbij de balklaag in die tuinmuur werd verankerd en er geen afzonderlijke muur werd opgetrokken. Dit laatste blijkt voldoende uit de ten processe overgelegde foto's.

    Omdat de grond naar achteren omhoog liep, werd ten behoeve van een van die toevoegingen de grond ontgraven, met als gevolg dat de fundering van de muur deels bloot kwam te liggen. Deze is ter plaatse ondermetseld, niet over de gehele breedte van omstreeks 50 cm, maar slechts over een breedte van 11 cm of daaromtrent.

    [appellant] heeft de aanbouwingen van [persoon 1] afgebroken en ter plaatse zijn woonkamer gebouwd, met handhaving van de in de tuinmuur verankerde balklaag.

    4.6 Toen GCV en [persoon 2] ook het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT