Voorlopige voorziening van Centrale Raad van Beroep, 6 de Junio de 2007

Datum uitspraak 6 de Junio de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

07/1754 AWBZ-VV

Centrale Raad van Beroep

Voorzieningenrechter

U I T S P R A A K

als bedoeld in de artikelen 8:87, tweede lid, en 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening van:

de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen (hierna: verzoekster),

in verband met het hoger beroep van:

verzoekster

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 26 september 2006, 06/2054 en 06/1273 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene),

en

verzoekster

Datum uitspraak: 6 juni 2007

  1. PROCESVERLOOP

    Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

    Verzoeker heeft tevens de voorzieningenrechter van de Raad verzocht de bij de aangevallen uitspraak getroffen voorlopige voorziening op te heffen.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2007. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en mr. N. Benedictus, beiden werkzaam bij verzoekster. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. van der Wal, advocaat te Buitenpost.

  2. OVERWEGINGEN

    1.1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende thans van belang zijnde feiten en omstandigheden.

    1.2. Betrokkene is als gevolg van ernstige lichamelijke beperkingen niet in staat zelf de huishoudelijke verzorging op zich te nemen. In verband daarmee heeft zij gedurende vele jaren, tot 1 januari 2005, voor 12 uur per week huishoudelijke verzorging gehad ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. Met ingang van 1 januari 2005 is betrokkene door verzoekster ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ), bij wege van afbouwregeling, tot 1 januari 2006 gendiceerd voor huishoudelijke verzorging klasse 1 (0 - 1,9 uur per week). Op grond van het toepasselijke overgangsrecht heeft zij echter tot 1 juli 2005 aanspraak gehad op huishoudelijke verzorging klasse 3 (4 - 6,9 uur per week). Op 21 juni 2005 heeft betrokkene een aanvraag om een groter aantal uren huishoudelijke verzorging ingediend. Bij besluit van 25 juli 2005 heeft verzoekster bepaald dat betrokkene geen aanspraak heeft op huishoudelijke verzorging, onder meer op de grond dat de inwonende meerderjarige zoon van betrokkene in staat wordt geacht de huishoudelijke verzorging op zich te nemen. Betrokkene heeft tegen het besluit van 25 juli 2005 bezwaar gemaakt. Hangende dit bezwaar heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening getroffen, inhoudende dat betrokkene wordt gendiceerd voor huishoudelijke verzorging klasse 3. Bij besluit van 11 april 2006 heeft verzoekster het bezwaar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT