Hoger beroep van Court of Appeal of Arnhem (Netherlands), 5 de Junio de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Junio de 2007
Uitgevende instantie:Court of Appeal of Arnhem (Netherlands)

5 juni 2007

tweede civiele kamer

rolnummer 2006/218

G E R E C H T S H O F T E A R N H E M

Arrest

in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant in het principaal appel,

geÔntimeerde in het incidenteel appel,

procureur: mr. H. van Ravenhorst,

tegen:

[geÔntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geÔntimeerde in het principaal appel,

appellant in het incidenteel appel,

procureur: mr. F.J. Boom.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de vonnissen van 10 december 2003, 14 juli 2004, 4 augustus 2004 en 30 november 2005 die de rechtbank Arnhem tussen principaal appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser in conventie/verweerder in reconventie en principaal geÔntimeerde (hierna ook te noemen: [geÔntimeerde]) als gedaagde in conventie/eiser in reconventie heeft gewezen; van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in hoger beroep

2.1 [appellant] heeft bij exploot van 13 februari 2006 [geÔntimeerde] aangezegd van het vonnis van 30 november 2005 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geÔntimeerde] voor dit hof.

2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft hij bewijs aangeboden en twee nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest [geÔntimeerde] zal veroordelen tot betaling van het in eerste aanleg door [appellant] gevorderde bedrag van € 34.033,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 1999 tot aan de dag van algehele voldoening en tot afwijzing van de vorderingen in reconventie, voor zover deze de veroordeling tot voldoening van de door [geÔntimeerde] voorgeschoten kosten voor de door hem gekochte materialen voor de aan [appellant] toebehorende boot te boven gaan, met veroordeling van [geÔntimeerde] in de kosten van beide instanties.

2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geÔntimeerde] de grieven bestreden, en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het appel zal verwerpen, de vorderingen van [appellant] zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, voor zover (het hof leest:) dit vonnis niet in incidenteel appel mocht worden vernietigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.

2.4 Bij dezelfde memorie heeft [geÔntimeerde] incidenteel beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 november 2005, heeft hij daartegen twee grieven aangevoerd en toegelicht en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft gevorderd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, de vorderingen van [appellant] in conventie alsnog geheel zal afwijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.

2.5 Bij memorie van antwoord in het incidenteel beroep heeft [appellant] de grieven bestreden, een nieuwe productie overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het incidenteel appel zal verwerpen.

2.6 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.

3 De vaststaande feiten

De rechtbank heeft in haar vonnis van 14 juli 2004 onder 1.1 - 1.11 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1 De zaak gaat, kort samengevat, over het volgende. Partijen maken over en weer aanspraak op vergoeding van de winst/overwaarde van een woning van [geÔntimeerde] en van een boot van [appellant], aan welke woning en boot zij beiden werkzaamheden hebben verricht.

4.2 [geÔntimeerde], die destijds een vriendschappelijke relatie had met [appellant], heeft een koop/aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een bouwterrein met daarop een (te realiseren) bebouwing te Almere (hierna: de woning), dat op 26 januari 1999 aan hem in eigendom is overgedragen. Kort na de oplevering is de woning te koop gezet en hebben partijen verbouwingswerkzaamheden verricht. Na voltooiing daarvan is de relatie tussen partijen beÎindigd en is [geÔntimeerde] in de woning blijven wonen. De hypothecaire en eigenaarslasten zijn steeds door [geÔntimeerde] voldaan. [geÔntimeerde] heeft de woning op 24 juni 2003 verkocht en op 30 juli 2003 in eigendom overgedragen. Na aflossing van de hypotheekschuld resteerde een winst van (circa) € 40.000,--. [appellant] heeft zich beroepen op een mondelinge overeenkomst, die later is vastgelegd in een onderhandse akte, strekkende tot verdeling van de winst/overwaarde van de woning en hij heeft (in conventie) aanspraak gemaakt op betaling van € 34.033,52,-- (f 75.000,--). [appellant] heeft daartoe beslag gelegd op de woning van [geÔntimeerde], welk beslag in verband met de voorgenomen verkoop van de woning na het stellen van een bankgarantie is opgeheven.

[appellant] heeft een boot "Legno" (hierna: de boot) in bezit. Deze boot is aangeschaft in de tijd dat partijen een relatie hadden. De boot heeft enige tijd in de voormelde woning gelegen alwaar beide partijen opknapwerkzaamheden aan de boot hebben verricht. [geÔntimeerde] heeft (in reconventie) jegens [appellant] aanspraak gemaakt op de helft van de overwaarde van de boot alsmede op onder meer een bedrag aan huur van de ruimte waarin de boot heeft gelegen.

4.3 De rechtbank heeft na een door haar gelast handschriftonderzoek van de onder 4.2 bedoelde onderhandse akte en na bewijslevering in conventie de vordering van [appellant] gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 20.000,--, zijnde 50% van de winst op de woning. In reconventie heeft de rechtbank na bewijslevering de vordering van [geÔntimeerde] toegewezen ter zake van de overwaarde van de boot tot een bedrag van € 15.852,47 en, onder meer, de vorderingen ter zake van de huur en de kosten van de bankgarantie in verband met de opheffing van het beslag op de woning afgewezen.

4.4 In hoger beroep stellen partijen over en weer de beslissing in conventie aan de orde. [appellant] heeft zijn vordering wegens verdeling van de overwaarde van de woning gehandhaafd en maakt overeenkomstig de onderhandse akte aanspraak op € 34.033,52 (f 75.000,--), in plaats van de door de rechtbank toegewezen € 20.000,-- (grief 1 in het principaal appel). [geÔntimeerde] heeft zich verzet tegen de toewijzing door de rechtbank van het bedrag van € 20.000,--, daartoe aanvoerende dat in het geheel geen aanspraak op de helft van de winst van de woning bestaat (grief I in het incidenteel appel) dan wel, zo begrijpt het hof, subsidiair dat de aanspraak van [appellant] uit dien hoofde beperkt dient te worden tot 50% van € 34.033,52 (f 75.000,--), dus tot € 17.016,76 (f 37.500,--) (grief II in het incidenteel appel).

Ook de beslissing in reconventie wordt door [appellant] aangevochten, waarbij hij heeft aangevoerd dat [geÔntimeerde] geen aanspraak heeft op de winst/overwaarde van de boot (grief 2 in het principaal appel) en de waarde van de boot ten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT