Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 26 de Julio de 2007

Datum uitspraak26 de Julio de 2007
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/4792 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 juli 2006, 06/133 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 26 juli 2007.

  1. PROCESVERLOOP

    Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2007. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  2. OVERWEGINGEN

    1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.

    2. Appellant was sinds 12 december 1989 als medewerker smeltbedrijf in dienst van [werkgever] (hierna: de werkgever). Op 11 april 2005 heeft de werkgever aan het CWI verzocht om toestemming te verlenen de arbeidsovereenkomst met appellant op te zeggen, omdat sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding welke is ontstaan door het gedrag van appellant door de jaren heen. De werkgever heeft daarbij te kennen gegeven dat appellant structureel weigert om acceptabel gedrag te vertonen waardoor hij op een negatieve wijze de sfeer op de afdeling en het productieproces verstoort en door veelvuldige overtredingen van de veiligheidsregels medewerkers in gevaar brengt. Het voorval waarbij appellant het alarm in het bedrijf heeft laten afgaan waardoor de productieafdeling met 85 medewerkers gedurende 45 minuten werd stilgelegd, was voor de werkgever de druppel om te komen tot het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Op 30 mei 2005 is de gevraagde toestemming verleend. De werkgever heeft bij brief van 31 mei 2005 de arbeidsovereenkomst met appellant met ingang van 1 september 2005 opgezegd. Appellant heeft een WW-uitkering aangevraagd.

    3. Bij besluit van 13 september 2005 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat de WW-uitkering blijvend geheel wordt geweigerd op de grond dat appellant verwijtbaar werkloos is geworden. Daaraan heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat appellant had kunnen weten dat zijn gedrag ontslag tot gevolg zou kunnen hebben.

    4. Bij het bestreden besluit van 12 december 2005 heeft het Uwv het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT