Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank Utrecht, Sector kanton, 5 de Septiembre de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Septiembre de 2007
Uitgevende instantie:Sector kanton

RECHTBANK UTRECHT

Sector kanton

Locatie Utrecht

zaaknummer: 485632 CU EXPL 06-8813 PK

vonnis d.d. 5 september 2007 inzake

de stichting

  1. STICHTING VAKCENTRUM FOOD CONSULT BEDRIJFSADVIES, gevestigd te Woerden,

    de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid

  2. VAKCENTRUM, BEROEPSORGANISATIE VAN ZELFSTANDIGE DETAILLISTEN, gevestigd te Woerden,

    hierna ook te noemen (tezamen in enkelvoud): Vakcentrum,

    eisende partij in conventie,

    verwerende partij in reconventie,

    gemachtigde: mr. J.C.A. Stevens,

    tegen:

  3. [gedaagde], wonende te Woerden,

  4. [gedaagde], wonende te Woerden,

  5. [gedaagde], wonende te Woerden,

  6. [gedaagde], wonende te Breda,

  7. [gedaagde], wonende te Bussum,

  8. [gedaagde], wonende te Hilversum,

  9. [gedaagde], wonende te Kamerik,

  10. [gedaagde], wonende te Woerden,

  11. [gedaagde], wonende te Bunnik,

    gedaagde partij in conventie,

    eisende partij in reconventie,

    hierna ook te noemen: [gedaagden] c.s.,

    gemachtigde mr. E. Lutjens.

  12. Verloop van de procedure in conventie en in reconventie

    1.1. De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 6 december 2006. Vakcentrum heeft voorafgaand aan de comparitie een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Partijen hebben voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht. De comparitie is gehouden op 5 februari 2007. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.

    Vakcentrum heeft voor repliek in conventie en voor dupliek in reconventie en [gedaagden] c.s. heeft voor dupliek in conventie en voor repliek in reconventie geconcludeerd. Hierna is uitspraak bepaald.

  13. De feiten

    2.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.

    Artikel 9 van het "Pensioenreglement voor de werknemers van Vakcentrum, Beroepsorganisatie van Levensmiddelendetaillisten en Stichting Foodconsult" van 1996 luidt:

    "Bestemming depotrekening

    Artikel 9

  14. De door de verzekeraar te verlenen overrentekortingen, welke over de daarvoor in aanmerking komende premiereserve van de pensioenverzekeringen worden vastgesteld, worden door de werkgever ter beschikking van de verzekeraar gesteld. Deze bedragen worden te goed geschreven op een ten name van de werkgever bij de verzekeraar geopende depotrekening. Over het saldo wordt een jaarlijkse rente vergoed op met de verzekeraar nader overeen te komen voorwaarden.

    De te goed geschreven bedragen zullen nimmer kunnen terugvloeien naar de werkgever.

  15. Het saldo van de depotrekening, als hiervoor bedoeld, zal door de verzekeraar uitsluitend worden aangewezen voor verhoging van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van werknemers met wie het dienstverband is beindigd. Vorenbedoelde verhoging zal geschieden middels het onttrekken van koopsommen aan de depotrekening.

  16. De verhoging zal jaarlijks per 1 januari plaatsvinden en gelijk zijn aan de procentuele stijging van het prijsindexcijfer zoals dat laatstelijk per 1 november is vastgesteld t.o.v. het cijfer dat per 1 november van het daaraan voorafgaande jaar vastgesteld werd. De verhoging zal evenwel ten hoogste 3% per jaar bedragen.

    Onder prijsindexcijfer wordt verstaan (enz., kantonrechter)".

    2.2. Het Pensioenreglement voor de werknemers van eiseres in conventie sub 2 bevat een identieke bepaling.

    2.3. Per 1 januari 2000 is het Pensioenreglement 1996 vervangen door het Pensioenreglement 2000.

    2.4. Bij vonnis van 6 juli 2005 van de kantonrechter te Utrecht is voor recht verklaard dat Vakcentrum het Pensioenreglement 1996 per 1 januari 2000 niet rechtsgeldig heeft gewijzigd en is Vakcentrum veroordeeld om vanaf 1 januari 2000 de onvoorwaardelijke indexering voort te zetten. Vakcentrum is tevens veroordeeld om jaarlijks aan elk van [gedaagden] c.s. bewijsstukken te verstrekken waaruit de actuele stand van de depotrekening blijkt.

    2.5. Bij vonnis van 1 maart 2006 van de kantonrechter te Utrecht is voor recht verklaard dat Vakcentrum het Pensioenreglement 1996 ter zake van de implementering van de Wet Witteveen niet rechtsgeldig heeft gewijzigd.

    2.6. Van beide vonnissen is hoger beroep ingesteld. De procedures in hoger beroep liggen thans stil.

    2.7. Bij brief van 16 juni 2006 heeft Vakcentrum aan [gedaagden] c.s. samengevat het volgende geschreven.

    Besloten is het van toepassing zijnde pensioenreglement per 1 januari 2006 te wijzigen, onder meer door de indexeringsregeling zodanig te omschrijven dat over de uitleg daarvan geen discussie zal ontstaan. De indexering (groot 0-3%) zal plaatsvinden voor zover het depot dat toelaat. Of de werkgever wel of geen aanvullingen doet boven op het beschikbare depot, is een discretionaire bevoegdheid van de werkgever zelf. De toereikendheid van het depot blijft maatgevend voor de indexering die daadwerkelijk gegeven kan worden.

    Het geschil in conventie en in reconventie en de beoordeling daarvan

  17. In conventie en in reconventie

    Artikel 96 Rv

    3.1. Ter comparitie is door de kantonrechter de vraag aan de orde gesteld of, en zo ja, in hoeverre, de vorderingen in conventie en in reconventie in wezen aangemerkt zouden moeten worden als executiegeschillen. Bij een bevestigende beantwoording van deze vraag zou op de voet van art. 438 Rv immers niet de kantonrechter maar de rechtbank bevoegd zijn van (n of meer van) deze vorderingen kennis te nemen. De gemachtigden van partijen hebben hierop meegedeeld: "Wij willen geacht worden ons samen tot de kantonrechter te Utrecht te hebben gewend zoals bedoeld in artikel 96 Rechtsvordering, onder het voorbehoud van hoger beroep". Deze mededeling is in het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal opgenomen.

    De kantonrechter zal de door Vakcentrum ingestelde vorderingen derhalve opvatten als op de voet van art. 96 Rv door beide partijen aan hem voorgelegd.

    Ne bis in idem?

    3.2. De kantonrechter constateert dat onderdelen van de thans over en weer ingestelde vorderingen reeds aan de orde zijn geweest in de procedure die geleid heeft tot eerdergenoemd vonnis van 6 juli 2005. Het staat partijen vrij dit te doen (zolang tenminste geen van partijen een beroep doet op het gezag van gewijsde van dat vonnis, welk geval zich hier niet voordoet). Dit brengt mee dat de kans aanwezig is dat de kantonrechter in de onderhavige procedure met betrekking tot (bepaalde aspecten van) het geschil tot een andere beoordeling komt dan in de procedure die tot het vonnis van 6 juli 2005...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT