Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 8 de Noviembre de 2007

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 8 de Noviembre de 2007
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

Parketnummer : 20-003647-07

Uitspraak : 8 november 2007

TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 september 2007 in de strafzaak met parketnummer 01-849507-06 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [Geboortedatum] 1965,

thans verblijvende in Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda.

Hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd, dat het hof het beroepen vonnis vernietigt en de zaak terugwijst naar de Rechtbank 's-Hertogenbosch, teneinde op de inleidende dagvaarding te worden berecht en afgedaan.

Ten aanzien van de voorlopige hechtenis heeft de advocaat-generaal primair gevorderd, dat het hof zal bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis na vernietiging van het vonnis en terugwijzing van de zaak gedurende dertig dagen van kracht blijft.

Subsidiair heeft de advocaat-generaal op grond van het bepaalde in artikel 65, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de gevangenneming van de verdachte gevorderd.

Van de zijde van de verdediging is in de eerste plaats betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat het te laat is ingesteld.

Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld, dat het hof het beroepen vonnis nietig dient te verklaren, waardoor de zaak eindigt. Als gevolg daarvan moet de verdachte onmiddellijk in vrijheid worden gesteld, aldus de verdediging.

Subsidiair heeft de verdediging verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in het hoger beroep

Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal aangevoerd, dat het Openbaar Ministerie, ondanks de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep, ontvankelijk is. Het standpunt van de advocaat-generaal berust hierop, dat indien een rechterlijke uitspraak niet is gewezen door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht, dit een schending oplevert van artikel 6 EVRM en dat het de taak is van het Openbaar Ministerie te bewerkstelligen dat deze schending teniet wordt gedaan. Zodra bekend werd dat een van de leden van de meervoudige kamer die het vonnis heeft gewezen, niet als rechter was benoemd noch bedigd, heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. Nu deze omstandigheid eerst na het verstrijken van de beroepstermijn bekend werd, is naar het oordeel van de advocaat-generaal sprake van een verontschuldigbare termijnoverschrijding.

Door de raadsman van verdachte is aangevoerd, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep, nu de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken en geen sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding.

Het hof overweegt dienaangaande het volgende.

Het vonnis van de rechtbank is gewezen op 26 september 2007. Door het Openbaar Ministerie is tegen het vonnis op 24 oktober 2007, derhalve niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen, beroep ingesteld.

De vraag dient te worden beantwoord of de door de advocaat-generaal aangevoerde omstandigheden deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn.

Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend.

De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde (HR 28 maart 1995, NJ 1995, 500). Overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep brengt dan ook in de regel mee dat appellant niet in het ingestelde beroep kan worden ontvangen. Voor wat betreft het niet tijdig instellen van een rechtsmiddel door een verdachte is het vaste jurisprudentie dat dit gevolg daaraan uitsluitend niet kan worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Het gaat daarbij om termijnoverschrijding die haar oorzaak vindt in de persoon of de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals de fysieke of psychische onmogelijkheid om tijdig beroep in te stellen of een bij de verdachte opgewekt vertrouwen met betrekking tot de beroepstermijn.

Ook in geval hoger beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie kan naar het oordeel van het hof in uitzonderlijke gevallen sprake zijn van een verontschuldigbare termijnoverschrijding.

In deze zaak is daarvan echter geen sprake. Het gaat hier immers niet om een termijnoverschrijding die haar oorzaak vindt in de persoon of de persoonlijke omstandigheden van de appellant, maar om een na het verstrijken van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT