Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 9 de Noviembre de 2007

Datum uitspraak 9 de Noviembre de 2007
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

9 november 2007

Eerste Kamer

Nr. C06/156HR

MK/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

  1. [Eiseres 1],

    gevestigd te [vestigingsplaats],

  2. [Eiseres 2],

    gevestigd te [vestigingsplaats],

    EISERESSEN tot cassatie,

    advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,

    t e g e n

    GEMEENTE BERGEN,

    zetelende te Alkmaar,

    VERWEERSTER in cassatie,

    advocaat: R.S. Meijer.

    Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres 1], [eiseres 2] en de Gemeente.

  3. Het geding in feitelijke instanties

    [Eiseres 1] en [eiseres 2] hebben bij exploot van 8 december 2003 de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de Gemeente jegens [eiseres 1] en [eiseres 2] onrechtmatig heeft gehandeld en de Gemeente te veroordelen om aan [eiseres 1] en [eiseres 2] te betalen een bedrag van € 971.454,57, met rente en kosten.

    De Gemeente heeft de vordering bestreden.

    De rechtbank heeft bij vonnis van 29 september 2004 [eiseres 1] en [eiseres 2] niet-ontvankelijk verklaard.

    Tegen dit vonnis hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

    Bij arrest van 16 februari 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  4. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.

  5. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  6. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [eiseres 1] en [eiseres 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 november 2007.

    C06/156HR

    mr. Keus

    Zitting 7 september 2007

    Conclusie inzake:

  7. [Eiseres 1]

  8. [Eiseres 2]

    eiseressen tot cassatie

    tegen

    de gemeente Bergen

    (hierna: de Gemeente)

    verweerster in cassatie

    Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of [eiseressen] wegens schending van art. 6 EVRM en/of art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP) bij de burgerlijke rechter vergoeding kunnen vorderen van de schade die zij als gevolg van een beperking van de bebouwingsmogelijkheden van hun perceel beweren te hebben geleden, in een situatie waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) die schade niet vergoedbaar heeft geoordeeld, noch op grond van art. 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), noch anderszins bij wege van zelfstandig schadebesluit op grond van de "ÈgalitÈ devant les charges publiques": de Afdeling heeft in de door [eiseressen] ingeleide bestuursrechtelijke procedures geoordeeld dat art. 49 WRO slechts voorziet in vergoeding van schade als gevolg van de bepalingen van een rechtens onaantastbaar geworden bestemmingsplan (en niet ook in vergoeding van schade als gevolg van het feit dat een verwachte planologische ontwikkeling haar schaduw vooruit werpt) en voorts dat art. 49 WRO als een uitputtende regeling voor de vergoeding van schade, veroorzaakt door op de WRO gebaseerd bestuursoptreden, geldt.

    In de tweede plaats is de vraag aan de orde of de formele rechtskracht van een bestemmingsplan ruimte laat voor een vordering uit onrechtmatige daad wegens schending van opgewekt vertrouwen met betrekking tot de te verwachten planologische ontwikkelingen.

  9. Feiten en procesverloop

    1.1 In cassatie moet van de navolgende feiten worden uitgegaan(1).

    1.2 Bij notariÎle akte van 31 juli 1992 verkreeg (de rechtsvoorgangster van) [eiseres 1] de economische eigendom van het voormalige hotel met ondergrond en erf aan de [a-straat 1], [plaats], kadastraal bekend gemeente Egmond, sectie [A] nummer [001], groot 00.37.27 ha (hierna ook: het perceel). De koopprijs bedroeg ƒ 4.280.000,-. Euroase Hotel "Boulevard" B.V. (hierna: Euroase) bleef juridisch eigenares.

    1.3 Bij akte van levering van 29 december 1994 heeft [eiseres 2] via een met [eiseres 1] gesloten koopovereenkomst rechtstreeks van Euroase de volle eigendom van het perceel overgedragen gekregen. De koopprijs bedroeg ƒ 1.675.000,-.

    1.4 Bij uitspraak van de Afdeling van 30 januari 1996 (nr. E01.94.0100) is onherroepelijk geworden het bestemmingsplan "Boulevard", in ontwerp ter visie gelegd vanaf 24 februari 1993, vastgesteld door de raad van de (voormalige) gemeente Egmond bij besluit van 28 juni 1993 en goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 15 februari 1994.

    1.5 Voordien en ten tijde van de hiervÛÛr (onder 1.2 en 1.3) bedoelde leveringen, vigeerde het bestemmingsplan "Boulevard 1971", onherroepelijk geworden bij Kroonbesluit nr. 21 van 20 april 1971.

    1.6 [Eiseressen] hebben bij brief van 23 april 1998 een verzoek tot vergoeding van planschade als bedoeld in art. 49 WRO bij de raad van de gemeente Egmond (thans: de Gemeente) ingediend.

    1.7 Bij brief van 16 februari 1999 is namens [eiseressen] ter zake van dezelfde schade een verzoek, strekkende tot het nemen van een zelfstandig schadebesluit, bij de gemeenteraad ingediend. In voornoemde brief is voorts onder meer het volgende vermeld:

    "(...) 3. Aansprakelijkstelling onrechtmatige daad

    Een en ander onverlet latend het recht van verzoekers om de gemeente wegens onrechtmatige daad aan te spreken - hetgeen bij deze geschiedt - tot schadevergoeding wegens de beperktere bouwmogelijkheden van het op 30 januari 1996 goedgekeurde(2) bestemmingsplan Boulevard. Het hier genoemde schadebedrag zal vervolgens worden verhoogd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Zo nodig uit deze hoofde verzoeken en zonodig sommeren wij u uiterlijk 15 april 1999 tot schadevergoeding ad fl. 1.900.000,- vermeerderd met voormelde kosten en rente, over te gaan (...)".

    1.8 De gemeenteraad heeft bij besluiten van 19 juli 1999 zowel de verzoeken tot vergoeding van planschade als die tot schadevergoeding bij wege van zelfstandig schadebesluit afgewezen.

    1.9 Bij besluit van 24 januari 2000 heeft de gemeenteraad de tegen de primaire besluiten gerichte bezwaren ongegrond verklaard.

    1.10 De rechtbank Alkmaar (sector bestuursrecht) heeft bij uitspraken van 20 december 2001 de beroepen van [eiseres 1] respectievelijk [eiseres 2] in de planschadezaken ongegrond verklaard(3).

    1.11 De rechtbank Alkmaar (sector bestuursrecht) heeft bij uitspraken van 11 januari 2002 de beroepen van [eiseres 1] respectievelijk [eiseres 2] met betrekking tot de zelfstandige schadebesluiten ongegrond verklaard(4).

    1.12 [Eiseressen] hebben tegen de hiervoor onder 1.10 bedoelde uitspraken van de rechtbank Alkmaar elk afzonderlijk hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft bij uitspraken van 17 juli 2002 de uitspraken van de rechtbank bevestigd(5).

    1.13 Op het gezamenlijk ingestelde hoger beroep van [eiseressen] tegen de hiervoor onder 1.11 bedoelde uitspraken heeft de Afdeling bij uitspraak van 17 juli 2002 deze uitspraken eveneens bevestigd(6).

    1.14 De Afdeling heeft ten aanzien van het verzoek van [eiseres 1] om planschadevergoeding met een verwijzing naar eerdere jurisprudentie(7) geoordeeld dat schade geleden vÛÛr het in rechte onaantastbaar worden van de schadetoebrengende planologische verandering niet voor vergoeding in aanmerking komt. [eiseres 1] heeft de eigendom van het perceel voor het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan "Boulevard 1996" aan [eiseres 2] overgedragen. Voor zover [eiseres 1] van oordeel is dat het niet vergoeden van planologische schaduwschade tot onbillijkheden leidt, heeft de Afdeling overwogen dat het aan de wetgever is om te beslissen of hierin door wetswijziging verandering moet worden gebracht.

    1.15 Ten aanzien van het verzoek van [eiseres 2] om planschadevergoeding heeft de Afdeling het oordeel van de rechtbank bevestigd dat voor [eiseres 2] ten tijde van de eigendomsverkrijging aanleiding bestond om met het risico van meer beperkte bouwmogelijkheden rekening te houden, zodat de Gemeente de negatieve gevolgen redelijkerwijze ten laste van [eiseres 2] kon laten.

    1.16 Ten aanzien van de verzoeken van [eiseressen] tot het nemen van een zelfstandig schadebesluit tot vergoeding van de geleden schade, heeft de Afdeling geoordeeld dat art. 49 WRO een uitputtende regeling geeft voor vergoeding van schade, veroorzaakt door op de WRO gebaseerd bestuursoptreden, en dat, nu vaststaat dat de gestelde schade is veroorzaakt door het bestemmingsplan Boulevard 1996, de raad het verzoek om schadevergoeding in de vorm van een zuiver schadebesluit daarom heeft kunnen afwijzen.

    1.17 Op 8 december 2003 hebben [eiseressen] de Gemeente voor de rechtbank Alkmaar gedagvaard en gevorderd dat de rechtbank (1) zal verklaren voor recht dat de Gemeente jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en (2) de Gemeente op die grond zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 971.454,57, vermeerderd met de wettelijke rente van 30 januari 1996 tot en met 31 december 2002 op grond van art. 6:119 BW (voorshands belopende een bedrag van € 421.773,20) en verder per maand tot de dag der algehele voldoening met de wettelijke rente voor handelstransacties ex art. 6:119a BW. Daarnaast hebben [eiseressen] een bedrag van € 2.500,- aan buitengerechtelijke kosten en veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding gevorderd.

    1.18 Volgens [eiseressen] hebben zij schade geleden door onrechtmatig handelen van de Gemeente...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT