Eerste aanleg - enkelvoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 10 de Diciembre de 2007
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 10 de Diciembre de 2007 |
Uitgevende instantie: | Rechtbank 's-Gravenhage |
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Scheiding
rekestnummer: FA RK 06-7594
zaaknummer: 279230
datum beschikking: 10 december 2007
BESCHIKKING op het op 24 januari 2007 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. A.A.M. Ruys-van Essen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
wonende te [land A],
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat: mr. P.T. Verburg te Zwolle.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het nader zelfstandig verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling;
- het aanvullend verzoekschrift zijdens de vrouw;
- de brief (met bijlagen) d.d. 10 oktober 2007 van de zijde van de vrouw.
De minderjarige [minderjarige], geboren op [datum] 1992 te [plaats], [land A], heeft schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt.
Op 22 oktober 2007 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank, tezamen met het verzoek tot vaststelling van voorlopige voorzieningen met zaak- en rekestnummer 279142 - FA RK 06-7584, behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar procureur en de man met zijn advocaat. Van de zijde van beide partijen zijn pleitnotities overgelegd. Door de procureur van de man is tevens een bijlage bij de pleitnota overlegd.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief (met bijlagen) d.d. 24 oktober 2007 van de zijde van de man;
- de brief (met bijlagen) d.d. 1 november 2007 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 1 november 2007 van de zijde van de vrouw.
VERZOEK EN VERWEER
Het verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- vernietiging van het door partijen getekende convenant;
- vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw ad € 4.166,- per maand, althans een bedrag als de rechtbank juist acht, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht:
- echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- primair: afwijzing van het verzoek tot vernietiging van het convenant;
- subsidiair: het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de alimentatie op een bedrag van € 4.166,- per maand af te wijzen en deze alimentatie vast te stellen conform artikel 1.1. van het echtscheidingsconvenant;
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de man zal zijn;
- vaststelling van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zoals in de artikelen 8 tot en met 14 van het door partijen ondertekende convenant is vastgelegd,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen.
Zij verzoekt de rechtbank:
- te bepalen dat de verblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn;
- de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen als door de vrouw verzocht, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Bij nader zelfstandig verzoek verzoekt de man de rechtbank:
- vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige die inhoudt dat zij, zolang de man in het buitenland verblijft, de langere schoolvakanties (vanaf ongeveer twee weken) bij hem door zal brengen, althans een regeling vast te stellen welke partijen in goed overleg met de minderjarige zullen afspreken.
Bij nader aanvullend verzoekschrift verzoekt de vrouw:
- de partnerbijdrage en de te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige vast te stellen op € 5.532,- bruto per maand respectievelijk € 1.120,- per maand.
BEOORDELING
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Blijkens authentiek bewijsstuk zijn de echtgenoten op [datum] 1988 in de gemeente [gemeente A] met elkander gehuwd. Zij hebben n thans nog minderjarig kind, die thans bij de vrouw in Nederland woont.
De echtscheiding
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en is krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is erkend en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
De verblijfplaats van en de omgang met de minderjarige
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en het verzoek tot vaststelling van de verblijfplaats van de minderjarige.
De verblijfplaats
Blijkens de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting zijn partijen het er inmiddels over eens dat de verblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
De omgang
De man heeft verzocht om vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige die inhoudt dat zij, zolang de man in het buitenland verblijft, de langere vakanties (vanaf circa twee weken) bij de man doorbrengt. Ter terechtzitting heeft hij aangegeven [minderjarige] ook graag willen te zien wanneer hij in Nederland is, hetgeen tot op heden steeds moeilijk bleek omdat er dan al plannen waren gemaakt door de vrouw voor haar en [minderjarige], welke niet meer gewijzigd konden worden. Bovendien beschikt hij niet over het telefoonnummer van de vrouw en heeft [minderjarige] geen mobiele telefoon waarop hij haar zelf zou kunnen bellen, hetgeen het maken van afspraken compliceert.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgang, gezien de leeftijd van [minderjarige], in overleg met [minderjarige] vastgesteld kan worden, met dien verstande dat de vrouw niet wil dat de omgang in [land A] plaatsvindt. Zij geeft daarvoor allereerst als reden dat de politieke situatie in [land A] zeer instabiel is. Daarnaast geeft zij als reden dat de biologische familie, die inmiddels door de man is ingelicht omtrent de identiteit van [minderjarige] en de echtscheiding, volgens de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT