Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 18 de Enero de 2008

Datum uitspraak18 de Enero de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/437 WAO

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante],

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 december 2005, kenmerk 05/1044 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).

Datum uitspraak: 18 januari 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant heeft mr. G.Tj. de Jong, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend waarbij gevoegd een afschrift van een nieuwe beslissing op bezwaar van 27 februari 2006.

    Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

  2. OVERWEGINGEN

    Bij besluit van 29 november 2004 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 17 januari 2005 wordt ingetrokken.

    Het namens appellant tegen dat besluit ingediende bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 31 maart 2005 (hierna: het betreden besluit) ongegrond verklaard.

    De rechtbank Utrecht heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en heeft het bestreden besluit op arbeidskundige gronden vernietigd met bijkomende bepalingen omtrent vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft de juistheid van de medische gronden van het bestreden besluit onderschreven. Hiertegen is het namens appellant ingestelde hoger beroep gericht.

    Met het nadere besluit van 27 februari 2006 heeft het Uwv te kennen gegeven de intrekking van de WAO-uitkering met ingang van 17 januari 2005 niet langer te handhaven. Ten gevolge hiervan wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellant met ingang van 17 januari 2005 onveranderd vastgesteld op 80 tot 100.

    Appellant heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld zijn hoger beroep te handhaven op grond van het feit dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven heeft. Appellant is van mening enkel al op medische gronden, vanwege zijn psychische gesteldheid, volledig arbeidsongeschikt te zijn.

    Partijen hebben aangegeven ermee in te stemmen dat in deze procedure uitspraak wordt gedaan zonder dat behandeling ter zitting plaatsvindt.

    De Raad overweegt als volgt.

    Naar het oordeel van de Raad is met...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT