Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 19 de Diciembre de 2008

Datum uitspraak19 de Diciembre de 2008
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Nr. 43.622

19 december 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 september 2006, nr. 04/00015, betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.

  1. Het geding in feitelijke instantie

    Belanghebbende is bij beschikking van de Ontvanger van 11 november 2002 op grond van artikel 49 van de Invorderingswet 1990 (hierna: de Wet) aansprakelijk gesteld voor door A Limited verschuldigde loonbelasting, welke beschikking, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Ontvanger is gehandhaafd.

    De Ontvanger heeft nadien bij ambtshalve gegeven beschikking het bedrag van de aansprakelijkstelling verminderd.

    Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Geding in cassatie

    Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Staatssecretaris van FinanciÎn heeft een verweerschrift ingediend.

    Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. P.J. van Hagen, advocaat te Breda.

    De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 21 december 2007 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, vernietiging van de uitspraak van het Hof en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

  3. Uitgangspunten in cassatie

    3.1. Belanghebbende is werkzaam in de unit- en montagebouw. Zij heeft in de jaren 1999 tot en met 2002 Britse en Ierse werknemers ingeleend van A Limited, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap die over een vaste inrichting in Nederland beschikte (hierna: A).

    3.2. Bij brief van 7 januari 1999 heeft de ten aanzien van A inzake rijksbelastingen bevoegde inspecteur (hierna: de Inspecteur) A een boekenonderzoek aangekondigd. Daaraan voorafgaand heeft de Inspecteur bij derden, waaronder belanghebbende, informatie ingewonnen over onder meer de bedragen die door A aan hen waren gefactureerd ter zake van het uitlenen van personeel. Het boekenonderzoek vond plaats op 7 december 1999.

    Voorts heeft de Inspecteur om inzicht te krijgen in de omzet van A bij de bankrelatie van A een derdenonderzoek ingesteld.

    3.3. Een en ander resulteerde in een aan A opgelegde, op 5 december 2000 gedagtekende naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 30 september 2000 ten bedrage van ƒ 4.283.648. Nadat A op 8 december 2000 bezwaar tegen de naheffingsaanslag had gemaakt, werd haar door de Ontvanger uitstel van betaling verleend. De Ontvanger heeft aan het verlenen van uitstel niet de voorwaarde van het stellen van zekerheid verbonden. De naheffingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar verminderd tot ƒ 3.490.678. De uitspraak op bezwaar is krachtens mandaat gedaan door dezelfde ambtenaar die krachtens mandaat de naheffingsaanslag had opgelegd.

    Een door A ingesteld beroep tegen de uitspraak werd ingetrokken.

    3.4. Na een medio 2002 uitgevoerd nader onderzoek heeft de Inspecteur aan A op 25 juli 2002 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd over het tijdvak 1 oktober 2000 tot en met 31 mei 2002 ten bedrage van € 1.339.232. A heeft tegen deze naheffingsaanslag geen rechtsmiddel aangewend.

    3.5. A heeft op de hiervoor onder 3.3 en 3.4 vermelde naheffingsaanslagen geen betalingen gedaan.

    3.6. Toen naar het oordeel van de Ontvanger bleek dat geen (substantieel) vermogen van A aanwezig was om daarop loonbelastingschulden van A te verhalen, en naar het oordeel van de Ontvanger ook de bestuurders van A niet waren te traceren, werd bij (onder meer) belanghebbende een onderzoek ingesteld naar de door de Ontvanger vermoede (keten)aansprakelijkheid voor loonbelastingschulden van A. Het onderzoeksrapport is gedagtekend 19 september 2002 en is belanghebbende op 26 september 2002 toegezonden.

    3.7. Bij de onderhavige beschikking is belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de van A nageheven loonbelasting voor zover deze ziet op de beloning van door werknemers van A ten behoeve van belanghebbende gewerkte uren. De aansprakelijkstelling betreft de loonbelasting over de tijdvakken 1999 tot en met 2002. De Ontvanger heeft het bedrag van de aansprakelijkstelling berekend aan de hand van door belanghebbende verstrekte 'manurenstaten' waarop belanghebbende het aantal uren heeft bijgehouden gedurende welke werknemers van A ten behoeve van haar hebben gewerkt.

    3.8. Ter afwering van aansprakelijkheid voor niet-betaling door A van door haar af te dragen loonbelasting zijn op de zogenoemde G-rekening van A door inleners van A bedragen gestort. Belanghebbende heeft geen bedrag op die rekening gestort. Zij heeft ook geen rechtstreekse betaling aan de Ontvanger of aan het Centraal Betaalkantoor in Apeldoorn gedaan ten gunste van A.

    3.9. De Ontvanger heeft aan A verklaringen in de zin van artikel 34, ß 4, lid 2, in samenhang met artikel 35, ß 15, lid 5, van de Leidraad Invordering 1990 (hierna: de Leidraad) afgegeven. Laatstgenoemde bepaling luidde ten tijde van de afgifte van de hierna vermelde verklaringen:

    "5. De verklaring kan afhankelijk van de situatie het volgende inhouden:

    1. de volgens aangifte verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen alsmede de nageheven loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn voldaan (zogenaamde 'schone verklaring');

    2. de volgens aangifte verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen alsmede de nageheven loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn voldaan met uitzondering van de bedragen waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met ingediend bezwaar of beroep (de zogenaamde 'voorbehoudverklaring');

    3. de volgens aangifte verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen alsmede de nageheven loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn voldaan met uitzondering van de bedragen waarvoor (in verband met liquiditeitsproblemen) een betalingsregeling is getroffen, die tot het tijdstip van afgifte van de verklaring wordt nagekomen (de zogenaamde 'voorbehoudverklaring')."

    Op (in ieder geval) 18 februari, 31 juli, 14 september en 9 november 2000 heeft de Ontvanger 'schone verklaringen' afgegeven en op (in ieder geval) 21 mei, 14 september en 19 december 2001 'voorbehoudverklaringen' waarin melding is gemaakt van verleend uitstel van betaling in verband met bezwaar en beroep tegen een opgelegde naheffingsaanslag. De verklaring van 19 december 2001 is afgegeven nadat eerst - kort daarvoor - het verzoek van A tot afgifte was afgewezen in verband met een betalingsachterstand. In alle verklaringen is het algemene voorbehoud opgenomen dat de Belastingdienst niet aansprakelijk is voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de verklaring.

  4. Beoordeling van de middelen

    4.1. Het Hof heeft geoordeeld dat doordat A het beroep tegen de uitspraak op bezwaar tegen de hiervoor in 3.3 vermelde naheffingsaanslag heeft ingetrokken, deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan en dat daarmee de beÎindiging van het voor die naheffingsaanslag verleende uitstel van betaling definitief is geworden, zodat A vanaf dat moment in de zin van artikel 49, lid 1, van de Wet in gebreke was met de betaling van de krachtens deze naheffingsaanslag verschuldigde belasting. De omstandigheid dat de Inspecteur bij het doen van de uitspraak op vorengenoemd bezwaar heeft gehandeld in strijd met artikel 10:3, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, welke omstandigheid indien het beroep niet was ingetrokken zou hebben geleid tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugverwijzing naar de Inspecteur voor het, in overeenstemming met bedoeld voorschrift, opnieuw doen van uitspraak op bezwaar, brengt naar 's Hofs oordeel niet mee dat aan de uitspraak op bezwaar, eenmaal onherroepelijk geworden, de rechtsgevolgen moeten worden ontzegd en het voor de naheffingsaanslag verleende uitstel van betaling herleeft.

    Dit oordeel is juist. Middel I, dat zich tegen dit oordeel richt, faalt derhalve.

    4.2. Voor het Hof was tussen partijen voorts in geschil of het aanslagbiljet inzake de hiervoor in 3.4 vermelde naheffingsaanslag, geadresseerd: A Ltd. H postbus 00000 Q, op de juiste wijze is bekend gemaakt. Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Het Hof heeft aannemelijk geoordeeld dat de Ontvanger het voor A bestemde biljet van de naheffingsaanslag van 25 juli 2002 heeft verzonden naar het hem destijds van A bekende postadres.

    Middel II bestrijdt dit oordeel, echter tevergeefs. 's Hofs oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en behoefde geen nadere motivering. Daarbij kon het Hof voorbijgaan aan het ter zitting door belanghebbende gedane voorwaardelijke aanbod om, voor het geval het Hof tot het oordeel zou komen dat de kwestie van het al dan niet geleegd zijn van de postbus "belangrijk" is, aan de hand van nader als getuigen door haar mee te brengen medewerkers van TPG-post te bewijzen dat de hiervoor genoemde postbus tot 1 november 2003 niet is geleegd. Voormelde voorwaarde heeft het Hof kennelijk niet vervuld geacht. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.

    4.3. Met betrekking tot de middelen III, IV, V en VI wordt het volgende vooropgesteld.

    4.3.1. De inlener kan zijn aansprakelijkheidsrisico ingevolge artikel 34, lid 1, van de Wet beperken door met de uitlener een overeenkomst te sluiten op grond waarvan hij een gedeelte van het ter zake van de inlening van arbeidskrachten aan de uitlener verschuldigde overmaakt op een geblokkeerde bankrekening (de zogenoemde G-rekening) die door die uitlener ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies wordt gehouden. Het bedrag van de aansprakelijkheid van de inlener wordt dan verminderd met dat overgemaakte bedrag. Deze in artikel 34, lid 3, van de Wet neergelegde regeling is ingevolge lid 4 van dat artikel echter niet van toepassing voor zover de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT