Voorlopige voorziening van Rechtbank 's-Gravenhage, Arnhem, 12 de Febrero de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak12 de Febrero de 2008
Uitgevende instantie:Arnhem

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Voorzieningenrechter

Vreemdelingenkamer

Nevenzittingsplaats Arnhem

Registratienummers: AWB 08/2510 en AWB 08/2513

Datum uitspraak: 12 februari 2008

Uitspraak

Ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

inzake

[verzoeker 1],

geboren op [geboortedatum] 1967,

v-nummer 200.752.3459,

[verzoekster 1],

geboren op [geboortedatum] 1971,

v-nummer 200.752.3460,

mede namens de minderjarige kinderen:

[kind 1]

geboren op [geboortedatum] 1993

v-nummer 200.752.3461

[kind 2]

geboren op [geboortedatum] 1994

v-nummer 200.752.3462

[kind 3]

geboren op [geboortedatum] 1997

v-nummer 200.752.3463

allen van Azerbeidzjaanse nationaliteit,

verzoekers,

gemachtigde mr.drs. L.J. Blijdorp,

tegen

de Staatssecretaris van Justitie,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,

verweerder.

Het procesverloop

Bij besluiten van 21 januari 2008 ( hierna: de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers van 15 januari 2008 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Verweerder heeft daarbij tevens ambtshalve besloten dat verzoekers niet in aanmerking komen voor een reguliere vergunning onder de beperking 'verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken'. Deze besluiten zijn bekendgemaakt in het Aanmeldcentrum te Ter Apel. Verzoekers hebben daartegen op 21 januari 2008 beroep ingesteld. Verzoekers is meegedeeld dat zij de behandeling van het beroep niet in Nederland mogen afwachten. Bij verzoekschrift van 21 januari 2008 hebben verzoekers verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

De openbare behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 februari 2008. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.H.M. Post.

De beoordeling

  1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit beroep is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

  2. Verweerder heeft verzoekers meegedeeld, dat gedurende de behandeling van het beroep uitzetting niet achterwege wordt gelaten.

  3. Op 4 oktober 2002 hebben verzoekers ieder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. Bij besluiten van 7 oktober 2002 heeft verweerder de aanvragen afgewezen. De beroepschriften van 7 oktober 2002 van verzoekers zijn bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats 24 oktober 2002, ongegrond verklaard. Hiermee staan de besluiten van 7 oktober 2002 in rechte vast.

  4. Op 16 augustus 2003 hebben verzoekers aanvragen gedaan voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluiten van 18 augustus 2003 heeft verweerder de aanvragen afgewezen. Die besluiten staan na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 12 juli 2007 in rechte vast. Onderhavige aanvraag is derhalve een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4: 6 van de Awb.

  5. Verzoeker heeft ter ondersteuning van zijn herhaalde aanvraag een beslissing overgelegd van 14 augustus 2007 van het Openbaar Ministerie van de Republiek Azerbeidzjan, inhoudende een afwijzing van een verzoek om amnestie, alsmede de daarbij behorende, aan de advocaat gerichte, aanbiedingsbrief van eveneens 14 augustus 2007. Verzoeker stelt voorts dat hij zich negatief heeft geuit over de Azerbeidjaanse autoriteiten en op bijeenkomsten van oppositiepartijen namen van personen heeft genoemd waardoor deze personen problemen kregen. Deze personen zouden wraak op verzoeker willen nemen. Ter ondersteuning van haar herhaalde aanvraag heeft verzoekster verwezen naar het document van haar echtgenoot.

  6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het door verzoeker overgelegde document en de afgelegde verklaringen niet kunnen worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Gelet hierop heeft hij verzoekers aanvraag met toepassing van het bepaalde in artikel 4:6, tweede lid van de Awb, afgewezen.

  7. Verzoekers hebben zich allereerst op het standpunt gesteld dat aan het beroep...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT