Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 21 de Febrero de 2008

Datum uitspraak21 de Febrero de 2008
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

06/5954 ZW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant],

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 31 augustus 2006, 05/4130 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)

Datum uitspraak: 21 februari 2008

  1. PROCESVERLOOP

    Namens appellant is door mr. W.H. van Zundert, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

    Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

    Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2007. Namens appellant is verschenen mr. van Zundert, terwijl het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. E.B. Knollema, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  2. OVERWEGINGEN

    Appellant was laatstelijk, tot zijn arbeidsovereenkomst per 1 oktober door de kantonrechter werd ontbonden, in dienstbetrekking als beveiligingsbeamte bij [werkgever]. Ter zake van zijn ziekmelding per 7 juli 2004 is hem bij besluit van 23 februari 2005 ziekengeld per 1 oktober 2004 ziekengeld toegekend van € 34,27 per dag.

    Bezwaar tegen dit besluit het dagloon betreffend dat aan het ziekengeld ten grondslag ligt, is bij besluit van 15 november 2005 gegrond verklaard, in die zin dat het dagloon is verhoogd tot € 91,96.

    De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, op de grond dat geen aanknopingspunten aanwezig zijn om de door het Uwv gehanteerde referteperiode van 13 weken te verplaatsen naar een periode die eerder ligt dan 8 juli 2004. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden voor verlenging van de referteperiode van 13 naar 52 weken, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Algemene dagloonregelen ZW.

    Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat sprake is van een doorlopend ziektegeval dat op 12 maart 2004 is begonnen en dat reeds hieruit een hoger dagloon zou moeten voortvloeien op grond van door appellant in de 13 weken voor die datum genoten toeslagen op het vaste loon. Naar de stelling van appellant laten de verdiensten, waarvan met name de toeslagen in 2003, voorts zien dat het dagloon kennelijk onjuist is.

    De Raad stelt voorop dat, anders dan de gemachtigde van appellant kennelijk meent, het op de weg van appellant ligt om op basis van door hem aangebrachte gegevens aannemelijk te maken dat, zoals hij in de grond betoogt, hij bij de dagloonvaststelling tekort is gedaan, omdat hij tengevolge van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT