Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 7 de Marzo de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 7 de Marzo de 2008
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

Rolnummer: 22-002970-07

Parketnummer(s): 09-753742-06 en 09-535116-05 (TUL)

Datum uitspraak: 7 maart 2008

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 mei 2007 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

VERDACHTE,

geboren te geboorteplaats op geboortedag 1981,

thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Zuid West, Locatie De Dordtse Poorten te Dordrecht.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van

22 februari 2008.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder

1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage d.d. 3 juni 2005 opgelegde voorwaardelijke gevangenis-straf voor de duur van twee maanden.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

BEWIJSOVERWEGING feit 1

  1. De feiten

    Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van in het dossier aanwezige wettige bewijsmiddelen staat naar het oordeel van het hof het navolgende vast.

    Op 15 september 2006 vraagt de verdachte, in aanwezigheid van Vriend B. vriend A., rond zes uur 's avonds aan [het slachtoffer] of hij cocaÔne kan leveren en, zo ja, of hij cocaÔne kan halen, opdat de verdachte de kwaliteit kan testen.1

    Na een ontmoeting rond negen uur 's avonds tussen beiden, ontmoeten zij elkaar weer, met Vriend B. vriend A. erbij, en wil de verdachte van [het slachtoffer] een aantal grammen cocaÔne afnemen.2

    De verdachte laat weten de totale hoeveelheid in een keer af te willen nemen. [het slachtoffer] gaat daarom rond 22.00 uur meer cocaÔne halen.3

    De verdachte gaat met Vriend A. voornoemd naar verdachtes huis. De verdachte steekt daar een mes bij zich. Het betrof een groot mes, met een lemmet van circa twintig centimeter lang en circa vier centimeter breed.4 De verdachte zegt dan tegen Verdachtes vriendin, Vriend B. en Mw. C dat hij hem (het hof begrijpt [het slachtoffer]) zal steken en beroven.5 Vriend B. heeft de verdachte geantwoord met woorden in de trant van: "Als je het mes ronddraait, richt je meer schade aan."6 De verdachte zegt ook dat als hij (het hof begrijpt [het slachtoffer]) hem in de maling neemt of weer niets bij zich heeft, de verdachte in ieder geval een mes bij zich heeft.7

    De verdachte zegt nog tegen Verdachtes vriendin woorden in de trant van: "Beter dat hij genoeg cocaÔne bij zich heeft, anders maak ik hem af."8

    De verdachte ontmoet [het slachtoffer] vervolgens rond 23.40 uur bij het Bona Ventura College te Leiden.9 Telkens wordt er van plaats gewisseld om de deal te sluiten. [het slachtoffer] geeft vervolgens te kennen van de transactie af te willen zien.10 De verdachte stapt bij [het slachtoffer] achterop de fiets en zegt welke kant [het slachtoffer] op moet fietsen. De verdachte wijst een plek aan langs de Singel tegenover het Plantsoen in Leiden, waar [het slachtoffer] stopt. [het slachtoffer] zet zijn fiets weg. De verdachte en [het slachtoffer] staan tegenover elkaar.11 De verdachte steekt [het slachtoffer] met het mes in de buik, onder de ribben.12 De verdachte pakt de cocaÔne van [het slachtoffer] en gaat weg.13

    De verdachte belt daarna Verdachtes vriendin op.14 Verdachtes vriendin zegt na dit gesprek tegen Vriend B. en Mw. C dat hij het heeft gedaan en begint te huilen. Mw. C raakt over haar toeren en zegt dan: "Die kankerlijer heeft het echt gedaan." Na ongeveer twintig minuten komt de verdachte aanlopen en is zichtbaar opgefokt; hij heeft een kwade blik in zijn ogen en loopt met zijn borst vooruit. Vriend B. hoort de verdachte dan zeggen: "Ik heb het gedaan."15

    Vervolgens gaat de verdachte met Vriend B., Verdachtes vriendin en Mw. C naar zijn huis terug. EÈn van de daar aanwezigen, genaamd Mw. D, vraagt aan de verdachte wat hij heeft gedaan. De verdachte zegt haar daarop dat hij hem in de maag heeft gestoken en heeft rondgedraaid.16

    Het mes wordt in het vuur van het gasfornuis gehouden. De verdachte gebruikt vervolgens met vrienden de cocaÔne die [het slachtoffer] had meegenomen.17 Een aantal van de vrienden wil later die avond nog gaan stappen. Voordat zij het huis verlaten, zegt de verdachte hen nog dat zij hun smoel moeten houden.18

    De volgende dag komen de vrienden allemaal, op E en F na, om 20.00 uur naar de Houtkamp in Leiderdorp, omdat de verdachte dat hen gevraagd had. Aldaar geeft de verdachte instructies over wat een ieder moet verklaren over de avond van 15 september 2006.19 De verdachte heeft voor iedereen al een plan gemaakt wat hij of zij moet zeggen.20 De verdachte zegt daarbij tegen de groep dat hij die jongen heeft gestoken voor de snuif die hij wilde hebben, of woorden van gelijke strekking.21

    De steekwond heeft bij [het slachtoffer] letsel van lever, maag, alvleesklier en linker nier veroorzaakt; de linker nier moest worden verwijderd.22

  2. Voorbedachte raad en opzet

    1. Standpunt verdediging: geen voorbedachte raad

      De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. De raadsman heeft dan ook vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit.

      Met betrekking tot hetgeen de verdachte met anderen tevoren en erna zou hebben uitgewisseld, ontkent de verdachte - primair - die woorden te hebben gezegd. Subsidiair verklaart de verdachte dat hij zoiets niet heeft gezegd om het ook waar te maken; hij had wel vaker een grote mond en daar werd door anderen nooit enige betekenis aan toegekend.

      De raadsman heeft bepleit dat de verklaring van Vriend A. niet voor het bewijs kan worden gebezigd, omdat niet uitgesloten kan worden dat Vriend A. een vriend van [het slachtoffer] is, waardoor zijn verklaring mogelijk zou zijn beÔnvloed. Bovendien wordt hetgeen de verdachte volgens Vriend A. in de woning tegen Vriend B., Verdachtes vriendin en Mw. C heeft gezegd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT