Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Breda, 4 de Septiembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 4 de Septiembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Breda

RECHTBANK BREDA

Sector strafrecht

parketnummer: 700003-12

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 september 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [datum en plaats]

wonende te [adres]

raadsvrouw mr. C.G.M. Baas, advocaat te Bergen op Zoom.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 augustus 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Paapen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt met zijn taxibus waardoor de lichamelijk gehandicapte passagier om het leven is gekomen.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op getuigenklaringen, het onderzoek ter plaatse van de politie, het onderzoek van de Inspectie verkeer en waterstaat en de verklaring van verdachte. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van een grove verkeersfout en schuld in de zin van artikel 6 WVW aangezien verdachte te laat heeft opgemerkt dat het voertuig voor hem krachtig moest remmen en hij te kort achter de voor hem rijdende autoambulance reed waardoor een botsing volgde. Daarnaast heeft verdachte volgens de officier van justitie niet de benodigde veiligheidsmaatregelen genomen nu hij [slachtoffer] de veiligheidsgordel niet heeft omgedaan. Door de botsing is [voornaam slachtoffer] volgens de officier van justitie uit haar rolstoel gevallen en komen te overlijden.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Primair stelt [verdachte] dat zijn handelen niet zodanig onvoorzichtig of onoplettend is geweest dat kan worden gesproken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het enkele feit dat [verdachte] te laat heeft geremd, is volgens de raadsvrouw onvoldoende. Daarnaast stelt de verdediging dat geen sprake is van concreet gevaarscheppend gedrag zodat ook het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Tot slot dient volgens de verdediging vrijspraak te volgen voor het meer subsidiair ten laste gelegde nu niet valt uit te sluiten dat de autoambulance te laat heeft geremd met als gevolg dat [verdachte] met zijn busje op geen enkele manier op tijd had kunnen remmen, gezien de remweg, ondanks dat [verdachte] voldoende afstand hield en op tijd zijn rempedaal in heeft getrapt. Indien het openklappen van het tafelblad van de rolstoel van belang is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing verzoekt de raadsvrouw nader onderzoek in te stellen naar dit tafelblad.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat het volgende kan worden vastgesteld.

Verdachte is werkzaam als taxichauffeur en rijdt onder andere in een Volkswagen taxibus voor gehandicapten . Verdachte was de vaste chauffeur van [slachtoffer]. [voornaam slachtoffer] was lichamelijk gehandicapt en zat in een elektrische rolstoel. Op 21 april 2011 heeft verdachte [voornaam slachtoffer] met de taxibus opgehaald in Breda. Hij heeft de rolstoel van [voornaam slachtoffer] met spanbanden vast gezet aan de vloer. In de taxibus was een losse veiligheidsgordel aanwezig. Verdachte heeft deze gordel niet bij [voornaam slachtoffer] omgedaan, hoewel hij wist dat het verplicht was om deze gordel te dragen. [voornaam slachtoffer] had bij de eerste keer dat verdachte [voornaam slachtoffer] vervoerde al duidelijk te kennen gegeven dat ze de gordel niet om wilde aangezien de gordel bij haar niet goed zat vanwege haar tengere postuur en haar broze botten. Verdachte heeft naar eigen zeggen toen niet aangedrongen bij [voornaam slachtoffer]; hij dacht dat het tafeltje van de rolstoel voldoende bescherming bood.

Op 21 april 2011 bevond verdachte zich op een gegeven moment met zijn taxibus op de snelweg A58. Ter hoogte van Ulvenhout reed verdachte op de linker rijstrook achter een autoambulance om een aantal vrachtwagens in te halen. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat deze autoambulance opeens helemaal stil stond. Verdachte heeft toen hard geremd maar heeft niet kunnen voorkomen dat hij tegen de autoambulance is gebotst. Nadat de taxibus tot stilstand was gekomen, heeft verdachte achterom gekeken en geconstateerd dat [voornaam slachtoffer] niet meer in haar rolstoel zat. Ze lag op de grond. [voornaam slachtoffer] is vervolgens overgebracht naar het ziekenhuis waar zij ’s avonds aan haar verwondingen is overleden.

Getuige [getuige 1] , de bestuurder van de Mercedes autoambulance, heeft verklaard dat hij op 21 april 2011 op de A58 reed en zag dat het verkeer voor hem plotseling remde. Hij heeft vervolgens ook krachtig geremd en is tot stilstand gekomen. Nadat hij de rem losliet, keek [getuige 1] in de zijspiegel en zag hij een auto van achteren aan komen. Hij voelde vervolgens een tik en een klap. Het bleek de Volkswagen te zijn die met de voorzijde tegen de achterzijde van de autoambulance was gereden.

Gelet op de wijze waarop de officier van justitie het primair tenlastegelegde feit heeft ingericht heeft de officier van justitie ten laste willen leggen dat [voornaam slachtoffer] ten gevolge van de botsing met de autoambulance uit de rolstoel is gevallen/gegleden waardoor...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT