Voorlopige voorziening+bodemzaak van Rechtbank 's-Gravenhage, Voorzieningenrechter, 16 de Octubre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak16 de Octubre de 2012
Uitgevende instantie:Voorzieningenrechter

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch

Sector bestuursrecht

Zaaknummers: AWB 12/20431 (voorlopige voorziening)

AWB 12/20426 (beroep)

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2012

inzake

[verzoeker]

geboren op [geboortedatum]

verzoeker,

van Servische nationaliteit,

gemachtigde mr. A.C.J. Letmaath,

tegen

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,

te Den Haag,

verweerder,

gemachtigde mr. L. Verheijen.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2012, genomen in de algemene asielprocedure, heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen, omdat volgens verweerder Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Verzoeker heeft op 25 juni 2012 tegen dit besluit beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om hangende het beroep een voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 9 oktober 2012, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Het wettelijk kader

  1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

    Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld (…), kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is (…) in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

  2. Artikel 8:86, eerste lid, van de Awb luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

    Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting (…) nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

  3. Artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:

    Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt afgewezen indien:

    1. een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

    (…)

  4. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (Vo 343/2003).

  5. Artikel 3, eerste en tweede lid, van Vo 343/2003 luidt als volgt:

  6. De lidstaten behandelen elk asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van hen wordt ingediend, hetzij aan de grens hetzij op hun grondgebied. Een asielverzoek wordt door een enkele lidstaat behandeld, namelijk de lidstaat die volgens de in hoofdstuk III genoemde criteria verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek.

  7. In afwijking van lid 1 kan elke lidstaat een bij hem ingediend asielverzoek van een onderdaan van een derde land behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. In dat geval wordt deze lidstaat de verantwoordelijke lidstaat in de zin van deze verordening en neemt hij de daaruit voortvloeiende verplichtingen op zich. In voorkomend geval stelt hij de lidstaat die op grond van de criteria van deze verordening voorheen verantwoordelijk was, of de lidstaat waar een procedure loopt om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk was, of de lidstaat tot welke een verzoek tot overname of terugname is gericht, daarvan in kennis.

  8. Artikel 4, vijfde lid, van Vo 343/2003 luidt als...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT