Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Utrecht, 25 de Octubre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak25 de Octubre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Utrecht

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummers: 16/710320-11 [P], 16/600077-10 (tul) en 16/065630-10 (tul).

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 oktober 2012

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1983] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats], [adres]

raadsman mr. E.J. de Groot, advocaat te Baarn.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: op 1 december 2010 heeft geprobeerd een woning, een schuur en een schutting te beschadigen door een steen in de richting van die woning, schuur en schutting te gooien;

feit 2: op 4 december 2010 een autoruit heeft vernield;

feit 3: in de periode van 4 november 2010 tot 4 december 2010 voorwerpen op de weg heeft gegooid die gevaar kunnen opleveren voor anderen en voorwerpen uit een gebouw heeft gegooid, zodanig dat weggebruikers daar nadeel van konden ondervinden.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging is en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Voor wat betreft feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte van [benadeelde 2], in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 3: het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], de verklaring van de getuige [getuige 1], het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1], de verklaring van de getuige [getuige 2] en de aangifte van [benadeelde 1] d.d. 14 december 2010.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank voor wat betreft feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat het weggooien van een steen nog niet leidt tot een strafbare poging tot beschadiging. Voor wat betreft feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat de door de officier van justitie voorgestane bewijsconstructie nog niet met zich brengt dat zijn cliënt de autoruit heeft beschadigd. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging betoogd dat uit het dossier niet blijkt dat de veiligheid van gebruikers van de openbare weg in het gedrang is gekomen.

Verdachte dient derhalve van alle hem ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Feiten 1, 2 en 3

Op 1 december 2010 waren de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse op de locatie [adres] te [woonplaats]. De bewoner, de heer [benadeelde 1], had er melding van gemaakt dat er serviesgoed over de schutting zou worden gegooid. Hij verklaarde dat er diezelfde dag ook met diverse steentjes en ijzeren bouten naar zijn woning was gegooid. Hij verklaarde ook dat dit al langere tijd gebeurde en dat er in de [adres] te Amersfoort diverse vernielingen zijn aangericht. [benadeelde 1] vermoedde dat de vernielingen werden gepleegd door de zoon van de bewoners wonende op de [adres]. Op enig moment zag verbalisant [verbalisant 1] de schuurdeur van dit pand open gaan en een arm naar buiten komen, welke arm een gooiende beweging maakte. De arm was zwart/grijs van kleur. De verbalisant zag dat er een soort kiezelsteen werd gegooid vanuit die woning. De steen kwam tegen de houten schutting van [benadeelde 1] aan. Verbalisanten zijn de tuin van de woning op nummer 37 in gelopen en troffen daar in de schuur verdachte aan, gekleed in een zwart/grijze trui. De getuige [getuige 1] verklaarde dat zij die dag omstreeks 13:45 uur een kopje door de lucht had zien vliegen vanuit de achtertuin van de woning van haar overburen op de hoek van de [adres] met de [adres].

Op 4 december 2010 bevond [benadeelde 2] zich in zijn woning te Amersfoort, toen hij een harde knal hoorde en zag dat er scherven op de weg lagen. Toen hij de straat op rende, zag hij vanuit de achtertuin van de [adres] een mok door de lucht vliegen, welke tegen de voorruit van zijn auto kwam. Er ontstond een barst van ongeveer 60 centimeter in de ruit. Eerder, op 1 december 2010, had [benadeelde 2] al aangifte gedaan van vernieling van zijn woning, nu zijn achterbuurjongen meerdere stenen door de ruit van de schuifpui had gegooid. Hij verklaarde dat deze jongen zeer regelmatig stenen en bekers vanuit zijn achtertuin in andere tuinen of op de openbare weg gooit, waardoor meerdere woningen en auto’s beschadigd zijn geraakt.

Op 12 november 2010 deed [benadeelde 4] aangifte van het op die datum ingooien van een ruit van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Op 16 november 2010 deed [benadeelde 3] aangifte van het op 15 november 2010 vernielen van een ruit boven de deur aan de straatzijde van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Er lag een aantal kiezelstenen voor zijn deur. Op 22 november 2010 deed [benadeelde 1] aangifte van het op 20 november 2010 vernielen van een ruit in zijn schuur horende bij zijn woning aan de [adres]. Hij zag een stuk metaal van acht centimeter in zijn schuur liggen. Eerder, op 16 november en 19 november 2010, werden er schroeven en een moer in zijn tuin gegooid. Op 14 december 2010 deed [benadeelde 1] aangifte van een dertiental vernielingen

-gepleegd tussen 1 oktober en 13 december 2010- van zijn auto, die afwisselend op de [adres] en op de [adres] geparkeerd stond. De eerste vernieling was begin november 2010. [benadeelde 1] is gaan posten om te kijken wie die vernielingen pleegde en zag dat een jongen die in een schuur zat in een woning aan de [adres] een gordijntje opzij schoof, naar buiten keek en de buitendeur opendeed, waarna [benadeelde 1] zag dat er wat gegooid werd in de richting van de straat. [benadeelde 1] heeft dit diverse keren gezien. Op de openbare weg en in zijn tuin vond hij vaak hetzelfde glaswerk, servies en bouten en moeren als hij vond bij de vernieling van zijn auto en schuurruit. Op 4 december 2010 doet [benadeelde 5] aangifte van het in de nacht van 23 op 24 november 2010 beschadigen van haar auto die geparkeerd stond in de [adres]: er zaten diverse putten in de motorkap van haar auto. Op 3 december 2010 doet [benadeelde 6] aangifte van het in de nacht van 28 op 29 november 2010 beschadigen van zijn auto die geparkeerd stond op de openbare weg, in de [adres]. Er zat een gat in de zijruit rechtsachter en een deuk in de motorkap.

Op 17 december 2010 bezocht verbalisant [verbalisant 1] de woning aan de [adres], toen de verdachte de woning binnen kwam. Toen zij over de vernielingen sprak, begon de verdachte te zweten en over zijn gezicht te wrijven. Verdachte zei ‘er gebeurt niets meer, ik gebruik vanaf het weekend medicijnen’.

Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] bevonden zich op 15 februari 2011 in de woning van de verdachte en bekeken het in de keuken aanwezige serviesgoed. Verbalisant [verbalisant 1] herkende een glas als soortgelijk aan een glas dat zij eerder had aangetroffen in verband met de gepleegde vernielingen. De heer [benadeelde 1] kwam ter plaatse en toonde de verbalisanten diverse stukken glas, bouten/schroeven en porseleinen mokken. Verbalisant [verbalisant 1] herkende deze mokken als zijnde soortgelijk aan een mok die zich op het politiebureau bevond, omdat hiermee eerder vernielingen waren gepleegd. [A], de moeder van verdachte, verklaarde dat die mokken van haar servies waren. Ook het glas herkende zij als glas dat verbalisanten in haar aanrechtkastje aanwezen.

Getuige [getuige 2] verklaarde dat er eind 2010 ineens veel servies en glas in zijn tuin aan de [adres] lag en dat hetzelfde het geval was bij zijn ouders aan de [adres]. Hij verklaarde dat zijn moeder eens over de stoep naast het huis van [benadeelde 1] liep, toen er ineens glas voor haar voeten viel. Eind november 2010 hoorde [getuige 2] midden in de nacht glasgerinkel. Hij had zich vervolgens enige tijd later in de brandgang verstopt om te gaan posten, toen hij een poortbelletje hoorde van de woning aan de [adres] en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT