Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 27 de Noviembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak27 de Noviembre de 2012
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Zaaknummer : 200.082.098/01

Zaaknummer rechtbank : 377616 / HA ZA 10-3642

arrest van 27 november 2012

inzake

NEDERLANDSE VERENIGING TOT BESCHERMING VAN DIEREN,

gevestigd te 's-Gravenhage,

appellante,

hierna te noemen: de Dierenbescherming,

advocaat: mr. K.T.B. Salomons te ’s-Gravenhage,

tegen

  1. [geïntimeerde sub 1],

  2. [geïntimeerde sub 2],

  3. [...] B.V.,

    wonende respectievelijk gevestigd te [plaats],

    geïntimeerden,

    hierna te noemen: [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 3] en (gezamenlijk) [geïntimeerden],

    advocaat: mr. P.P. Hoyng te Haarlem.

    Het geding

    Het hof verwijst naar zijn arrest in het incident van 2 augustus 2011. Hierna hebben [geïntimeerden] een memorie van antwoord (met producties) genomen, waarin zij de grieven hebben bestreden.

    Vervolgens hebben partijen op 27 maart 2012 de zaak doen bepleiten, de Dierenbescherming door mr. Salomons voornoemd, en [geïntimeerden] door mr. Hoyng voornoemd. Mr. Salomons heeft daarbij pleitaantekeningen overgelegd. Van de pleidooizitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof arrest wijst op het reeds overgelegde kopie procesdossier.

    Beoordeling van het hoger beroep

  4. Het hof gaat uit van de door [geïntimeerden] in hoger beroep gewijzigde vorderingen.

  5. Het hof gaat in deze zaak uit van de volgende feiten.

    [geïntimeerde sub 1] houdt zich bedrijfsmatig bezig met de verkoop van jonge honden. [geïntimeerde sub 1] is enig bestuurder van [geïntimeerde sub 3]. Zijn echtgenote [geïntimeerde sub 2] is full-time medewerkster van [geïntimeerde sub 3]. De enige handelsactiviteit van [geïntimeerde sub 3] is de verkoop van jonge honden (pups) die via Marktplaats te koop worden aangeboden. [geïntimeerde sub 1] exploiteert voorts in [plaats] een dierenwinkel onder de naam Faunaland [achternaam geïntimeerde sub 1]. [geïntimeerde sub 1] houdt de pups in een aparte ruimte achterin de winkel. De Dierenbescherming heeft in 2007 [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] gedagvaard in kort geding, en gevorderd – kort gezegd - dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] binnen 24 uur na betekening van het kort geding-vonnis de handel in honden zullen staken, op straffe van een dwangsom. De Dierenbescherming heeft aan haar vorderingen, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] significant veel pups met het Parvovirus en met andere ziektes en gebreken verkopen, dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] pups importeren en verkopen uit Oost-Europa die door handelaren op te jonge leeftijd bij hun moeder zijn weggehaald, en dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] aldus onrechtmatig handelen en veel leed aan mens en dier berokkenen door de verkoop van deze pups. In de media, waaronder de televisieprogramma’s Kassa en Radar, is veel aandacht besteed aan de import van pups uit Oost-Europa en de handel in pups door [geïntimeerde sub 1].

    De voorzieningenrechter in de rechtbank Alkmaar heeft bij vonnis van 24 mei 2007 de vorderingen van de Dierenbescherming voor de duur van vijf jaar toegewezen, en heeft [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld om binnen 24 uur na betekening van het vonnis gedurende een periode van vijf jaar de handel in honden te staken, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding.

  6. De Dierenbescherming heeft het kort geding-vonnis op 25 mei 2007 aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] doen betekenen. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] hebben daarop conform het vonnis de handel in honden gestaakt.

    [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] hebben spoedappel ingesteld van het kort geding-vonnis, waarna het hof Amsterdam bij arrest van 13 december 2007 het kort geding-vonnis van 24 mei 2007 heeft vernietigd, en de vorderingen van de Dierenbescherming alsnog heeft afgewezen. Het hof Amsterdam heeft in dit verband overwogen dat niet gesteld of gebleken was dat de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de Algemene Inspectiedienst (AID) naar aanleiding van alle publiciteit en de vele klachten over [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] enige onregelmatigheid heeft/hebben geconstateerd, en dat zonder nader onderzoek, waartoe het kort geding geen ruimte biedt, (de omvang van) het verweten onrechtmatig handelen van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. Het hof Amsterdam heeft er op gewezen dat de Dierenbescherming daarvoor is aangewezen op een bodemprocedure.

  7. Vervolgens hebben [geïntimeerden] de onderhavige procedure tegen de Dierenbescherming aangespannen, waarin zij schadevergoeding vorderen. [geïntimeerden] leggen hieraan ten eerste ten grondslag dat de Dierenbescherming, gelet op de vernietiging van het kort geding-vonnis door het hof Amsterdam, onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door (te dreigen met) de executie van het kort geding-vonnis. Ten tweede stellen [geïntimeerden] dat de Dierenbescherming onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door negatieve uitlatingen te doen in de media over [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 3] en hun handel in jonge hondjes. [geïntimeerden] vorderen in deze procedure dat de Dierenbescherming wordt veroordeeld tot betaling van de door [geïntimeerden] als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden schade, die zij hebben begroot op € 485.637,60. De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerden], bij gebreke van het (tijdig) voeren van verweer van de zijde van de Dierenbescherming, bij vonnis van 12 januari 2011 integraal toegewezen. Hiertegen is de Dierenbescherming in hoger beroep gekomen.

  8. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 2 augustus 2011 de incidentele vordering van de Dierenbescherming tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank op de voet van artikel 351 Rv afgewezen. De subsidiaire vordering van de Dierenbescherming tot zekerheidstelling heeft het hof eveneens afgewezen, wegens gebrek aan belang, nu [geïntimeerden] akkoord zijn gegaan met de door de Dierenbescherming aangeboden bankgarantie. Aan de orde zijn thans nog de twee grieven van de Dierenbescherming tegen het bestreden vonnis van de rechtbank van 12 januari 2011. Deze grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor.

    De (on)rechtmatigheid van de (dreiging met) executie van het kort...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT