Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 21 de Diciembre de 2012

Datum uitspraak21 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

21 december 2012

Eerste Kamer

12/00298

EE/MD

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. H.J.W. Alt,

t e g e n

de stichting STICHTING DE LEEUW VAN PUTTEN,

gevestigd te Spijkenisse,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaten: mr. G.R. den Dekker en mr. L.B. de Graaf.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Stichting.

  1. Het geding in feitelijke instanties

    Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

    1. de vonnissen in de zaak 965409 CV EXPL 09-1013 van de kantonrechter te Brielle van 3 november 2009 en 15 juni 2010;

    2. het arrest in de zaak 200.073.217/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 september 2011.

    Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

  2. Het geding in cassatie

    Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Stichting heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

    De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Stichting mede door mr. T. Raats, advocaat bij de Hoge Raad.

    De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.

    De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 16 november 2012 op die conclusie gereageerd.

  3. Beoordeling van het middel

    De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

  4. Beslissing

    De Hoge Raad:

    verwerpt het beroep;

    veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

    Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 december 2012.

    12/00298

    mr. Keus

    Zitting 2 november 2012

    Conclusie inzake:

    [Eiser]

    eiser tot cassatie

    tegen

    Stichting De Leeuw van Putten

    (hierna: de Stichting)

    verweerster in cassatie

    In deze zaak is de vraag aan de orde of [eiser] is gehouden de schotelantenne die aan de voorgevel van zijn woning is bevestigd, te verwijderen. Daarbij speelt onder meer een rol dat [eiser] de informatie die hij via de schotel ontvangt voor zijn werk als (dag)handelaar op de beurs gebruikt en dat de aanwezigheid van de schotel aanvankelijk door de Stichting is gedoogd.

  5. Feiten(1) en procesverloop

    1.1 [Eiser] huurt sinds 25 augustus 1995 van de Stichting een woning aan de [a-straat 1] te Spijkenisse. Aan de muur boven de voordeur van zijn woning bevindt zich een schotelantenne.

    1.2 De algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst bepalen in art. 9.7:

    "Ter voorkoming van beschadiging zal de huurder niet zonder toestemming van verhuurder:

    - op of aan het gehuurde een antenne bevestigen;

    (...)"

    1.3 Bij brief van 3 juli 2001 heeft [eiser] aan de Stichting toestemming gevraagd om de schotel aan de woning bevestigd te mogen hebben op grond dat hij die schotel gebruikt voor het ontvangen van financiële informatie via de zenders CNBC en Bloomberg en dat die informatie onmisbaar is voor het plan een eigen bedrijf in financiële dienstverlening op te richten.

    1.4 Bij brief van 18 september 2001 heeft de Stichting aan [eiser] te kennen gegeven dat zij de schotel zou gedogen omdat en zolang er geen duidelijkheid bestond over het in dit opzicht te voeren beleid.

    1.5 Bij brief van 4 maart 2004 heeft de Stichting aan [eiser] bericht dat haar beleid erop is gericht geen schotelantennes toe te staan en dat het dus (ook) niet is toegestaan om een antenne aard- en nagelvast aan de opstallen te bevestigen. De Stichting voegde daaraan toe: "Voortschrijdend inzicht en jurisprudentie leren ons dat er voldoende aanbieders van vrije nieuwsgaring op de markt zijn (waaronder de kabelexploitant) waardoor wij een schotelantenne overbodig achten".

    1.6 Bij brief van 19 april 2004 heeft de advocaat van de Stichting het verzoek om verwijdering van de schotelantenne herhaald en meegedeeld dat, indien aan dat verzoek niet binnen twee weken wordt voldaan, een "dagvaarding (zal) worden ingediend bij de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle".

    1.7 Bij brief van 24 juli 2008 heeft de Stichting [eiser] gesommeerd de schotelantenne te verwijderen.

    1.8 Bij brief van 19 augustus 2008 heeft de Stichting deze sommatie herhaald.

    1.9 Bij brief van 30 augustus 2008 heeft [eiser] te kennen gegeven (onder meer) dat schotelantennes niet geheel kunnen worden verboden alsmede dat hij gespecialiseerde buitenlandse zenders bekijkt en dat een alternatief van bijvoorbeeld Digitenne niet voldoet.

    1.10 Bij brief van 22 december 2008 heeft de Stichting [eiser] opnieuw gesommeerd de schotelantenne te verwijderen.

    1.11 Bij brief van 6 januari 2009 heeft de advocaat van de Stichting deze sommatie herhaald.

    1.12 Bij brief van 23 januari 2009 heeft [eiser] te kennen gegeven dat hij na zijn "laatste functie als statutair directeur (...) zijn voormalig beroep als handelaar op de Optiebeurs weer op (probeert) te pakken" en dat de schotelantenne voor zijn maatschappelijke ontplooiing noodzakelijk is, omdat hij daarmee financiële informatie ontvangt "welke nodig zal zijn om in mijn bestaan te voorzien als zelfstandige".

    1.13 Bij brief van 28 januari 2009 antwoordde de advocaat van de Stichting (samengevat) dat op grond van het EVRM het recht van [eiser] op vrije nieuwsgaring niet zover gaat dat hij recht heeft op onbelemmerde toegang tot elke gewenste televisiezender.

    1.14 Bij brief van 4 februari 2009 heeft [eiser] het standpunt van de advocaat van de Stichting weersproken.

    1.15 Bij brief van 19 februari 2009 heeft de advocaat van de Stichting [eiser] opnieuw tot verwijdering van de schotelantenne gesommeerd.

    1.16 [Eiser] heeft aan al die sommaties niet voldaan.

    1.17 Bij exploot van 4 maart 2009 heeft de Stichting [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle (hierna: de kantonrechter). De Stichting heeft de verwijdering van de schotelantenne gevorderd op straffe van een dwangsom van € 150,- per dag met een maximum van € 1.500,-, met verwijzing van [eiser] in de proceskosten.

    In reconventie heeft [eiser] bij wijze van schadecompensatie één huurloze maand gevorderd, omdat hij over een periode van vijf jaar is geconfronteerd met terugkerende intimidaties, verschillende advocaten, opgestarte en weer ingetrokken en opnieuw opgestarte juridische procedures, ondoorzichtige, onvolledige en onbeantwoord gebleven correspondentie en een labiele houding van zijn woningcorporatie. Dit is ten koste gegaan van de kwaliteit van wonen, van leven en van huurgenot en heeft veel stress opgeleverd. Ook heeft het veel beslag gelegd op zijn vrije tijd.

    1.18 Bij vonnis van 3 november 2009 heeft de kantonrechter een plaatsopneming/bezichtiging bepaald, alsmede een comparitie van partijen. De plaatsopneming heeft op 23 november 2009 plaatsgevonden.

    1.19 Bij vonnis van 15 juni 2010 heeft de kanonrechter zowel in conventie als in reconventie de vordering afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

    1.20 Bij exploot van 30 augustus 2010 is de Stichting bij het hof 's-Gravenhage in hoger beroep gekomen van het door de kantonrechter gewezen vonnis van 15 juni 2010. Bij memorie van grieven heeft zij vijf grieven aangevoerd. [Eiser] heeft de grieven bij memorie van antwoord bestreden, waarna partijen nog schriftelijk hebben gepleit.

    1.21 Bij arrest van 6 september 2011(2) heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om binnen twee weken na de betekening van de grosse van het arrest de schotelantenne aan de buitenkant van de woning te verwijderen, één en ander op straffe van een dwangsom van € 150,- per dag met een maximum van € 1.500,-, en de Stichting gemachtigd om, indien [eiser] in gebreke blijft aan dit arrest te voldoen en bedoeld maximum van € 1.500,- is bereikt, de schotelantenne op kosten van [eiser] te (laten) verwijderen.

    1.22 Bij dagvaarding van 6 december 2011 heeft [eiser] - tijdig - beroep in cassatie tegen het arrest van 6 september 2011 ingesteld. De Stichting heeft geconcludeerd tot verwerping. Partijen hebben hun respectieve standpunten schriftelijk toegelicht en vervolgens gere- en gedupliceerd.

  6. Inleiding

    2.1 Art. 7:215 lid 1 BW (dat op 1 augustus 2003 in werking is getreden(3)) geeft een huurder van woonruimte het recht om zonder toestemming van de verhuurder veranderingen of toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten kunnen worden ongedaan gemaakt en verwijderd, aan zijn woning aan te brengen. Art. 7:215 lid 6 bepaalt dat niet ten nadele van de huurder van deze regeling kan worden afgeweken, tenzij het de buitenzijde van de gehuurde woonruimte betreft.

    Het in art. 7:215 lid 1 BW bepaalde brengt met zich dat het de huurder vrij staat om binnen zijn woning een schotelantenne te plaatsen, ongeacht wat de verhuurder in het huurcontract heeft voorgeschreven of verboden. Anderzijds staat art. 7:215 lid 6 BW de verhuurder toe het aanbrengen van schotelantennes aan de buitenzijde van het gehuurde te verbieden, behoudens toestemming op door de verhuurder bepaalde voorwaarden. In hun (standaard)huurcontracten plegen woningcorporaties de plaatsing van schotelantennes aan voorwaarden te onderwerpen. Deze voorwaarden kunnen met het recht op een vrije informatiegaring (art. 10 EVRM) interfereren.

    2.2 Art. 10 EVRM "applies not only to the content of information but also to the means of transmission or reception". Dat brengt onder meer met zich dat "the reception of television programmes by means of a dish or other aerial comes within the right laid down in the first two sentences of Article 10 § 1, without it being necessary to ascertain the reason and purpose for which the right is to be...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT