Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 18 de Diciembre de 2012
Spreker | gepubliceerd |
Datum uitspraak | 18 de Diciembre de 2012 |
Uitgevende instantie: | Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland) |
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.099.618/01
arrest van 18 december 2012
in de zaak van
Makelaardij [X.] & [Y.]B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: [appellante],
appellant,
advocaat: mr. N.A. Koole,
tegen:
[Z.],
wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A. de Waard,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 februari 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Middelburg onder
zaak-/rolnummer 216098/11-818 gewezen vonnis van 3 oktober 2011.
-
Het tussenarrest van 28 februari 2012
Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
-
Het verdere verloop van de procedure
6.1. De comparitie heeft op 2 april 2012 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Ten behoeve van de comparitie is door [appellante] een productie overgelegd. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2. Bij memorie van grieven heeft [appellante] vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde].
6.3. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
6.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
-
De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
-
De verdere beoordeling
8.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
[geïntimeerde], geboren op [geboortedatum] 1950, is op 1 februari 1994 in dienst getreden van [appellante], een makelaardij. [geïntimeerde] was werkzaam op het secretariaat als administratief medewerkster tegen een bruto salaris van laatstelijk € 1.203,= per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag.
Een in maart 2009 (onder meer) voor [geïntimeerde] verzochte ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische redenen is door UWV Werkbedrijf afgewezen omdat [appellante] het afspiegelingsbeginsel niet juist had toegepast.
Voor het in november 2009 verzochte ontslag voor vijf werknemers, onder wie [geïntimeerde], wederom wegens bedrijfseconomische redenen, heeft UWV Werkbedrijf ten aanzien van [geïntimeerde] op 15 december 2009 toestemming gegeven. UWV Werkbedrijf heeft overwogen dat [appellante] in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat de bedrijfseconomische situatie van [appellante] dusdanig is, dat zij noodgedwongen ook dient in te grijpen in de personeelskosten en dat geen verbetering is te verwachten op korte termijn. [appellante] wenste de afdeling secretariaat op te heffen waardoor de arbeidsplaats van [geïntimeerde] kwam te vervallen.
[appellante] heeft bij brief van 17 december 2009 de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] met inachtneming van een opzegtermijn van vier maanden en 17 weken opgezegd tegen
15 augustus 2010. Aan [geïntimeerde] is geen ontslagvergoeding toegekend door [appellante].
8.2. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat het aan haar verleende ontslag kennelijk onredelijk is. Uit het proces-verbaal van comparitie en het vonnis waarvan beroep blijkt dat het [geïntimeerde] (alleen) gaat om het gevolgencriterium (artikel 7: 681 lid 2 sub b BW). Zij heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 60.000,= bruto. Bij vonnis waarvan beroep is de gevorderde verklaring voor recht toegewezen en is [appellante] veroordeeld om € 18.526,= aan [geïntimeerde] te voldoen.
De kantonrechter heeft onder meer het volgende overwogen:
“7. Toen de arbeidsovereenkomst eindigde, was [geïntimeerde] bijna 60 jaar oud. Haar opleiding en ervaring maken dat zij is aangewezen op administratief werk. Het is een feit van algemene bekendheid dat in 2010 en ook nu voor iemand met die leeftijd, opleiding en werkervaring de kansen op de arbeidsmarkt zeer beperkt zijn. Bij het ontslag bestond redelijkerwijs de verwachting dat [geïntimeerde] niet in staat zal zijn een nieuwe betaalde werkkring te vinden. Het bij repliek overgelegde overzicht van sollicitaties, alle met negatief gevolg, bevestigt die verwachting. Daaraan doet niet af dat [geïntimeerde] pas laat met solliciteren is begonnen en dat zij zich richt op de makelaardij die onevenredig zwaar is getroffen door de economische crisis.
-
Volgens beslissing van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT