Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Leeuwarden, 19 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank Leeuwarden

vonnis

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 53650 / HA ZA 02-540

Vonnis van 19 december 2012

in de zaak van

  1. de besloten vennootschap

    FINDUS HOLDING B.V.,

    gevestigd te Leeuwarden,

  2. de besloten vennootschap

    FINTAN B.V.,

    gevestigd te Leeuwarden,

    eiseressen,

    advocaat mr. W.M. Sturms te Leeuwarden,

    tegen

    de stichting

    STICHTING NOORDELIJKE HOGESCHOOL LEEUWARDEN,

    gevestigd te Leeuwarden,

    gedaagde,

    advocaat mr. R.J.L. Gustenhoven te Leeuwarden.

    Partijen zullen hierna Findus, Fintan (of gezamenlijk Findus c.s.) en NHL genoemd worden.

  3. De procedure

    1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

    - het tussenvonnis van 7 juli 2010

    - het deskundigenbericht van prof.dr.ing. J.B.F. Mulder, MScBA

    - de conclusie na aanvullend deskundigenbericht tevens houdende akte tot vermeerdering van eis van Findus en Fintan d.d. 14 maart 2012

    - de conclusie na deskundigenbericht van NHL d.d. 27 juni 2012, waarbij NHL bezwaar heeft gemaakt tegen de vermeerdering van eis

    - een akte van depot van Findus en Fintan.

    1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

  4. De verdere beoordeling

    2.1. De rechtbank neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen en beslist in haar vonnissen van 28 april 2004, 22 september 2004, 24 december 2008, 29 juli 2009 en 7 juli 2010.

    Fintan Holding B.V.

    2.2. In het vonnis van 28 april 2004 is reeds overwogen dat Fintan Holding B.V. niet langer als eisende partij wordt beschouwd. In de vonnissen nadien is Fintan Holding B.V. dan ook ten onrechte nog als eisende partij genoemd.

    De vorderingen sub 1 en 2

    2.3. Findus heeft bij conclusie van repliek tevens akte tot wijziging van eis (onder 1 en 2) gevorderd te verklaren voor recht dat NHL door haar handelen (als omschreven in de dagvaarding onder nrs. 15 en 20) heeft gehandeld in strijd met het concurrentiebeding als vastgelegd in de door NHL met Findus gesloten exclusieve samenwerkingsovereenkomst, en om NHL te veroordelen bij wege van voorschot op de als gevolg van haar overtredingen van het concurrentiebeding verbeurde boetes aan Findus te betalen een bedrag van

    € 907.560,43. Findus heeft bij conclusie d.d. 14 maart 2012 haar vordering vermeerderd, in die zin dat zij haar deelvordering tot betaling van een voorschot aan verbeurde boetes heeft vermeerderd van € 907.560,43 tot € 5.000.000,-.

    2.4. Bewijsopdracht/deskundigenbericht

    2.4.1. In het tussenvonnis van 28 april 2004 heeft de rechtbank overwogen dat Findus zal moeten bewijzen dat NHL concurrerende activiteiten ten opzichte van de door NHL Bedrijfsopleidingen ICT aangeboden opleidingen en cursussen heeft georganiseerd, verkocht en/of verzorgd. Dit heeft bij tussenvonnis van 22 september 2004 geleid tot de benoeming van mr. dr. B.M. Prins R.A., partner van PricewaterhouseCoopers Corporate Finance & Recovery N.V. (hierna te noemen de deskundige Prins), tot deskundige. Aan deze deskundige is onder meer de volgende vraag voorgelegd:

    Zijn de opleidingen en cursussen die NHL heeft aangeboden (en die gespecificeerd zijn in het tussenvonnis van 28 april 2004 sub 6 en 7) als concurrerend aan te merken ten opzichte van de door Bedrijfsopleidingen aangeboden opleidingen en cursussen (als bedoeld in artikel -21 en -22 van de samenwerkingsovereenkomst)?

    Het deskundigenbericht van Prins is ingekomen ter griffie van de rechtbank op 6 maart 2006.

    2.4.2. Vervolgens heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 24 december 2008 het nodig geoordeeld een aanvullend deskundigenonderzoek te gelasten omtrent (1) de vraag of de opleidingen en cursussen vergelijkbaar/concurrerend waren en (2) de vraag in hoeverre de concurrerende cursussen zijn aangeboden. Dit onderzoek heeft zich uiteindelijk beperkt tot de eerste vraag en wel meer specifiek:

    "Zijn de opleidingen en cursussen zoals vermeld in het tussenvonnis van 28 april 2004 sub 6 en 7 (zie ook bijlage 11 van het deskundigenonderzoek van Prins) als concurrerend (vergelijkbaar) aan te merken ten opzichte van de door Bedrijfsopleidingen daadwerkelijk aangeboden cursussen - waarbij u dient in te gaan op de argumenten die NHL heeft aangedragen voor haar stelling dat géén sprake is van concurrerende cursussen/opleidingen, welke argumenten in rechtsoverweging 7 van het tussenvonnis van 28 april 2004 zijn weergegeven - en zo ja, in welke mate? Bij beantwoording van deze vraag dient u er rekening mee te houden dat vast staat dat cursussen en opleidingen die aan studenten of docenten van de NHL werden aangeboden niet concurrerend zijn.".

    Dit deskundigenonderzoek is uitgevoerd door prof.dr.ing. J.B.F. Mulder MBA van Venture Informatisering Adviesgroep N.V. (hierna te noemen de deskundige Mulder), benoemd bij tussenvonnis van 7 juli 2010. Het deskundigenbericht van Mulder is ingekomen ter griffie van de rechtbank op 21 oktober 2011.

    2.4.3. Beide partijen hebben bezwaren geuit tegen het door Mulder uitgebrachte deskundigenrapport. Het bezwaar bestaat met name daaruit dat (ook) Mulder zich niet aan de door de rechtbank gegeven opdracht heeft gehouden bij de beantwoording van de aan hem voorgelegde vraag.

    Findus heeft voorts gesteld dat het wenselijk is dat thans - na 10 jaar procederen, waarvan 8 jaar deskundigenonderzoeken - een voorschot wordt toegekend.

    NHL heeft op haar beurt gesteld dat na 8 jaar deskundigenonderzoeken is gebleken dat de de beantwoording van de vraag of NHL nu wel of niet het concurrentiebeding heeft geschonden niet eenvoudig is en dat de door Findus geuite stellingen in de praktijk niet te bewijzen zijn.

    2.4.4. De rechtbank volgt partijen in hun stelling dat de beantwoording van de - ogenschijnlijk eenvoudig - te beantwoorden vraag of de opleidingen en cursussen concurrerend zijn, bovenmatig lang heeft geduurd. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om thans eerst te beoordelen hoe de exclusiviteitsbepalingen in de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst moeten worden uitgelegd. Met inachtneming van het oordeel van de rechtbank hierover zullen vervolgens de deskundigenrapporten worden geduid. Uit de deskundigenrapporten is immers gebleken dat deze uitleg mede bepalend is voor de vraag of de door NHL ontplooide activiteiten als concurrerend moeten worden beschouwd.

    2.5. De samenwerkingsovereenkomst

    2.5.1. Partijen hebben op 16 september 1999 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarvan in het kader van het onderhavige geschil met name van belang zijn de artikelen 21 en 22. Deze artikelen luiden:

    Exclusiviteit

    21. Partijen verbinden zich op het gebied van de door NHL Bedrijfsopleidingen ICT BV verzorgde opleidingen exclusief met elkaar te zullen samenwerken middels het gezamenlijk op te richten opleidingsinstituut.

    22. Noch Fintan, noch NHL zal op straffe van verbeurte van een direct opeisbare boete ad

    f 50.000,-- per overtreding danwel f 5.000,- per dag dat de overtreding voortduurt, tijdens het bestaan van NHL Bedrijfsopleidingen ICT BV alleen of met derden de door NHL Bedrijfsopleidingen ICT BV aangeboden opleidingen en cursussen in de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en de Kop van Noord-Holland organiseren en/of verkopen en/of direct of indirect een belang hebben in een organisatie die in bovengenoemde gebieden dergelijke opleidingen en /of cursussen verzorgt zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de wederpartij.

    Volgens artikel 23 van de samenwerkingsovereenkomst maken het samenwerkingsplan van 10 februari 1999 (hierna te noemen het samenwerkingsplan) en het Businessplan NHL Bedrijfsopleidingen ICT van 1 juni 1999 (hierna te noemen het businessplan) deel uit van de overeenkomst.

    2.5.2. Findus stelt dat de samenwerking tussen haar en NHL was gericht op een full service-opleidingsinstituut, dat een zeer breed scala aan cursussen en opleidingen op het gebied van ICT zou geven - waaronder de zogenaamde gebruikerscursussen - aan zowel de zakelijke markt als de (semi-)overheids- en particuliere markt. Zij verwijst daartoe naar een tweetal persberichten van respectievelijk 16 september en 2 december 1999, de uitnodiging voor de opening, de speech van de directeur van NHL Bedrijfsopleidingen ICT (de heer [X]) en een artikel uit de NHL-krant naar aanleiding van de opening van NHL Bedrijfsopleidingen ICT op 6 december 1999. Daarnaast heeft Findus verwezen naar de cursusbrochures van NHL Bedrijfsopleidingen ICT, waarin vanaf de start van NHL Bedrijfsopleidingen ICT ook gebruikerscursussen als Word en Excel worden aangeboden. Tevens wijst Findus op de kapstokfunctie die NHL Bedrijfsopleidingen ICT zou hebben.

    2.5.3. NHL stelt ten verwere dat het concurrentiebeding zo moet worden uitgelegd dat daaronder enkel de opleidingen in het kader van het exclusieve samenwerkingsverband tussen NHL en Findus vallen en dat het derhalve gaat om hoogwaardige technische opleidingen op hbo-niveau aan het bedrijfsleven met een externe certificering. Uit het samenwerkingsplan van 10 februari 1999 en het businessplan van 1 juni 1999 blijkt dat NHL Bedrijfsopleidingen ICT in ieder geval geen gebruikerscursussen zou geven. Het begrip full-service opleidingsinstituut was een marketingconcept dat in een latere fase van de samenwerking is ontwikkeld.

    2.5.4. De rechtbank oordeelt als volgt.

    2.5.4.1. Het geschil spitst zich primair toe op de vraag hoe de artikelen 21 en 22 van de samenwerkingsovereenkomst moeten worden uitgelegd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, LJN: AG4158). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 (LJN: AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zal zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT