Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank 's-Gravenhage, 28 de Diciembre de 2012

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Diciembre de 2012
Uitgevende instantie:Rechtbank 's-Gravenhage

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/9690 ABP

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 december 2012 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats],

(gemachtigde: mr. P.F. Doornik),

en

het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Geurst).

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 25 augustus 2011 beroep ingesteld tegen de beslissing op beroep van verweerder van 20 juli 2011.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is op 5 november 2012 ter zitting behandeld.

Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.F. Doornik als zijn raadsman.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1 De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1 Bij besluit van 17 april 1997 is aan eiser verstrekt de in artikel 7, vierde lid, van de

Wet Privatisering ABP (WPA) bedoelde schriftelijke opgave van het uit hoofde van zijn dienstbetrekking(en) opgebouwde uitzicht op pensioen ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet (ABPW), dienende om de afspraken vast te leggen die de Stichting Pensioenfonds ABP in het kader van de privatisering diende over te nemen. Die opgave bevatte onder meer een overzicht van de voor pensioen geldige diensttijd van eiser.

1.2 Eiser heeft bij ongedateerde brief, verzonden op 17 mei 1997, administratief

beroep ingesteld tegen het besluit van 17 april 1997.

1.3 Bij brief van 16 januari 2008 heeft eiser, naar aanleiding van het per 1 juli 2008

toegekende ouderdomspensioen, verweerder medegedeeld dat de berekening van zijn pensioen onjuist is en dat hij recht heeft op een hoger pensioen.

Verweerder heeft eiser vervolgens bij brief van 14 februari 2008 informatie verstrekt over de berekening van het ouderdomspensioen.

Bij brief van 14 maart 2008 heeft eiser verweerder medegedeeld dat de voor de berekening van zijn ouderdomspensioen wordt uitgegaan van een onjuiste voor pensioen geldige diensttijd.

Verweerder heeft eiser bij brief van 23 april 2008 wederom informatie verstrekt over de berekening van het ouderdomspensioen.

Eiser heeft verweerder vervolgens bij brief van 13 mei 2008 medegedeeld welke diensttijd meegerekend dient te worden en op welke wijze dit dient te geschieden.

Verweerder heeft eiser bij brief van 24 juni 2008 nogmaals informatie verstrekt over de berekening van het ouderdomspensioen.

Bij brief van 2 juli 2008 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn pensioen, waarbij hij is ingegaan op de voor pensioen geldige diensttijd en tevens heeft verzocht om toepassing van een hardheidsclausule.

Bij brief van 14 augustus 2008 heeft verweerder eiser medegedeeld dat zijn pensioen correct is vastgesteld en dat de antihardheidsbepaling van artikel 18.2 van het Pensioenreglement (PR) geen toepassing kan vinden.

Eiser heeft verweerder bij brief van 28 augustus 2008, aangevuld bij brief van

20 januari 2009, medegedeeld dat hij de brief van 14 augustus 2008 beschouwt als een besluit en dat hij tegen dit besluit bezwaar maakt.

Bij besluit van 14 juli 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser van 20 januari 2009 tegen de vaststelling van het ouderdomspensioen niet-ontvankelijk verklaard...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT