Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 26 de Febrero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.105.895/01

arrest van 26 februari 2013

in de zaak van

[X.],

wonende te [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. T.J. Vlot,

tegen:

de Mutsaersstichting,

gevestigd te [vestigingsplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. M. van der Schoor,

op het bij exploot van dagvaarding van 23 april 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo gewezen vonnis van 25 januari 2012 tussen appellant - [appellant] - als eiser en geïntimeerde – de Mutsaersstichting – als gedaagde.

  1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 314760\CV EXPL 11-2786)

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1. Bij dagvaarding in hoger beroep heeft [appellant] onder overlegging van producties acht grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, dat het hof oordeelt dat:

    1. aan [appellant] wachtgeld toekomt vanaf 1 juli 2010 tot 1 oktober 2015, zoals bepaald in hoofdstuk 14, artikel 1 van de CAO GGZ, tot een maximum van € 385.000,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2010 tot de dag der voldoening;

    2. aan [appellant] de tegenwaarde van 87 vakantie-uren toekomt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging hierover alsmede met de rente hierover vanaf 1 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening;

    een en ander met veroordeling van de Mutsaersstichting in de kosten van deze procedure in beide instanties, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten overeenkomstig het rapport Voorwerk II.

    2.2. Bij memorie van antwoord heeft de Mutsaersstichting onder overlegging van producties de grieven bestreden.

    2.3.Partijen hebben hun zaak mondeling doen bepleiten, [appellant] door mr. T.J. Vlot en de Mutsaersstichting door mr. M. van der Schoor. Beide advocaten hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Op de zitting heeft mr. Vlot, voornoemd, een aantal pagina’s uit het Jaardocument 2011 van de Mutsaersstichting, die op voorhand tijdig aan het hof en de tegenpartij waren toegezonden, in het geding gebracht.

    2.4. Partijen hebben uitspraak gevraagd. Het hof zal recht doen op de voorafgaand aan het pleidooi in kopie toegezonden processtukken en de pleitnota’s met producties als hiervoor genoemd.

  3. De gronden van het hoger beroep

    Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

  4. De beoordeling

    4.1. In rechtsoverweging 2.1 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief I wordt deze vaststelling bestreden. De grief slaagt, nu uit het bestreden vonnis valt af te leiden dat de rechtbank bij de beoordeling van de vorderingen nog meer vaststaande feiten heeft betrokken. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de feiten. Het enkele feit dat de grief slaagt, leidt echter nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis.

    4.2.Het gaat in deze zaak om het volgende.

    4.2.1.[appellant], geboren op [geboortedatum] 1951, is van 27 januari 1975 tot en met 30 juni 2010 in dienst geweest van (rechtsvoorgangers van) de Mutsaersstichting. De schriftelijke arbeidsovereenkomst d.d. 1 juli 2003 van [appellant] met de Mutsaersstichting is overgelegd als productie 1 bij inleidende dagvaarding. Op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is van toepassing de Collectieve Arbeidsovereenkomst Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: de CAO of de CAO GGZ).

    4.2.2. Hoofdstuk 14 van de CAO GGZ 2009-2011 gaat over ‘Wachtgeld en pensioen’, waarna de kop A het ‘Wachtgeld’ betreft. Artikel 1 handelt over de ‘Werkingssfeer’. Lid 1 van dit artikel luidt als volgt (zie onder meer productie 2 bij dagvaarding in hoger beroep):

    “1. Wachtgeld wordt met ingang van de dag na de dag waarop de dienstbetrekking eindigt toegekend aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst niet op eigen verzoek eindigt, als deze beëindiging het gevolg is van:

    1. gehele of gedeeltelijke opheffing van zijn functie of formatieplaats;

    2. reorganisatie waardoor zijn werkzaamheden geheel of gedeeltelijk overbodig zijn geworden;

    3. fusie, liquidatie, gehele of gedeeltelijke sluiting van de instelling;

    4. onbekwaamheid die niet aan de schuld of het toedoen van de werknemer is te wijten. De werknemer dient in dit geval ten minste de leeftijd van 50 jaar te hebben bereikt en 15 jaar of langer bij de werkgever of diens rechtsvoorganger in dienst te zijn.”

    4.2.2. [appellant] vervulde sedert 1 juli 2006 de functie van Manager Financiën en Beheer en was uit dien hoofde gepositioneerd direct onder de Raad van Bestuur, bestaande uit een persoon, de heer [Raad van Bestuur] (hierna ook: [Raad van Bestuur]).

    4.2.3. In 2009 was [appellant] van 4 juni tot en met 5 juli afwezig wegens vakantieverlof. In een gesprek op 7 juli 2009 heeft [Raad van Bestuur] aan [appellant] medegedeeld dat besloten was tot organisatorische veranderingen, inhoudende de instelling van een stuurgroep die tussen bestuurder en managers zou worden gepositioneerd. In de schriftelijke bevestiging van dit gesprek d.d. 10 juli 2009, overgelegd als productie 13 bij dagvaarding in hoger beroep, van dit gesprek schrijft [Raad van Bestuur] aan [appellant] onder meer als volgt:

    “(…)

    Op donderdag 2 juli 2009 heb ik in het BMO het besluit kenbaar gemaakt dat er vanaf 1 juli een stuurgroep is opgericht die aan de staande organisatie is toegevoegd. Deze stuurgroep heeft als belangrijkste taak om de organisatie voor het komend half jaar in control te brengen en dient daarnaast een brug te slaan naar het volgend...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT