Hoger beroep van Centrale Raad van Beroep, 13 de Marzo de 2013

Datum uitspraak13 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Centrale Raad van Beroep

12/5183 AWBZ, 12/5552 AWBZ

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 september 2012, 09/1932 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

Datum uitspraak: 13 maart 2013

PROCESVERLOOP

Namens betrokkene heeft mr. M.F. Vermaat, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek om versnelde behandeling gedaan.

CIZ heeft een verweerschrift ingediend.

CIZ heeft eveneens hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2013. Voor betrokkene zijn verschenen mr. Vermaat en [naam echtgenote], de echtgenote van betrokkene. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Heuvelman-Koedood, mr. H. Siero en J. Henneveld.

OVERWEGINGEN

  1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

    1.1. Betrokkene, geboren [in] 1951, heeft progressieve multiple sclerose, een subtotale tetraplegie met ernstige spasticiteit en het syndroom van Horton. Hij is voor zijn dagelijkse verzorging volledig afhankelijk van anderen.

    1.2. Namens betrokkene is op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een verkort aanvraagformulier Zorg ingevuld, waarop als gevraagde indicaties zijn aangekruist Persoonlijke verzorging, Verpleging en Ondersteunende begeleiding algemeen. De aanvraag is op 11 augustus 2008 door CIZ in behandeling genomen.

    1.3. Bij besluit van 22 september 2008 heeft CIZ betrokkene voor de periode van 25 september 2008 tot en met 12 november 2008 geïndiceerd in functies en klassen en voor de periode van 13 november 2008 tot en met 13 november 2013 voor Zorgzwaartepakket LG07.

    1.4. Bij besluit van 4 juni 2009 (besluit 1) heeft CIZ het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. De grondslag van het Zorgzwaartepakket wordt gewijzigd in VV08 voor de periode van 13 november 2008 tot en met 13 november 2013. De indeling in functies en klassen voor de periode van 25 september 2008 tot en met 12 november 2008 wordt gehandhaafd.

    1.5. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen besluit 1.

    1.6. Hangende het beroep heeft CIZ besluit 1 bij beslissing op bezwaar van 19 mei 2011 (besluit 2) ingetrokken en betrokkene voor de periode van 25 september 2008 tot en met 31 december 2010 geïndiceerd in functies en klassen en voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2013 voor Zorgzwaartepakket VV08 zonder additionele uren.

    1.7. Hangende het beroep heeft CIZ besluit 2 bij beslissing op bezwaar van 25 november 2011 (besluit 3) ingetrokken en betrokkene voor de periode van 25 september 2008 tot en met 31 december 2010 geïndiceerd in functies en klassen en voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2013 voor Zorgzwaartepakket VV08 met 35 additionele uren voor Persoonlijke verzorging.

    1.8. Hangende het beroep heeft CIZ besluit 3 bij beslissing op bezwaar van 30 november 2011 (besluit 4) ingetrokken en betrokkene voor de periode van 25 september 2008 tot en met 31 december 2010 geïndiceerd in functies en klassen en voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 november 2013 voor Zorgzwaartepakket VV08 met 38 additionele uren voor Persoonlijke verzorging.

    1.9. Hangende het beroep heeft CIZ besluit 4 bij beslissing op bezwaar van 21 februari 2012 (besluit 5) ingetrokken en betrokkene voor de periode van 25 september 2008 tot en met 31 december 2010 geïndiceerd in functies en klassen, voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 voor Zorgzwaartepakket VV08 met 38 additionele uren voor Persoonlijke verzorging en voor de periode van 1 januari 2012 tot 13 november 2012 voor Zorgzwaartepakket VV08.

  2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen de besluiten 1 tot en met 4 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen besluit 5 gegrond verklaard voor zover het de ingangsdatum van de geïndiceerde additionele zorguren betreft.

    De rechtbank heeft geoordeeld dat de wetgever, gelet op de tekst van de regelgeving, uitdrukkelijk heeft beoogd om meer zorg dan is begrepen in het voor de zorgvrager geïndiceerde zorgzwaartepakket uit te zonderen van zorg waarop de AWBZ aanspraak geeft. Zij heeft daartoe onder meer een beroep gedaan op het met ingang van 1 januari 2012 gewijzigde artikel 2 van het Zorgindicatiebesluit (Zib) en de daarbij behorende nota van toelichting (Stb. 2011, 665). De beroepsgrond dat voor de beoogde uitzondering wijziging van de AWBZ en het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) noodzakelijk is en dat niet kan worden volstaan met wijziging van het Zib heeft zij verworpen. Uit de artikelen 6 en 9a van de AWBZ vloeit voort dat de wetgever de bevoegdheid om de aanspraak op zorg nader te regelen heeft neergelegd bij de Kroon. Die bevoegdheid is uitgeoefend door met ingang van 1 januari 2011 in het Bza tot uitdrukking te brengen dat de aanspraak op zorg bij Verblijf in een instelling de vorm heeft van een pakket aan zorg (zorgzwaartepakket) en niet meer die van een optelsom van zorgfuncties. Die bevoegdheid is verder uitgeoefend door met ingang van 1 januari 2012 in artikel 2, onder c, van het Zib te bepalen dat meer zorg dan die welke is begrepen in het zorgzwaartepakket, niet langer een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vorm van zorg is, als bedoeld in artikel 9a van de AWBZ, waarvoor een indicatie kan worden gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het indicatieorgaan, als gevolg daarvan, met ingang van 1 januari 2012 niet meer bevoegd is om meer zorg te indiceren. Dat dit ertoe kan leiden dat niet volledig wordt tegemoetgekomen aan de objectieve zorgbehoefte van de verzekerde is een gevolg dat de materiële wetgever kennelijk voor ogen heeft gestaan. De rechtbank heeft daaraan ten overvloede nog toegevoegd dat de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met ingang van 1 januari 2012 in artikel 1a van de Regeling zorgaanspraken AWBZ (Rza) heeft geregeld dat de verzekerde onder omstandigheden recht heeft op meer zorg, waarvoor hij zich tot de zorgverzekeraar kan wenden. Het standpunt van betrokkene dat de zorgverzekeraar zich daarmee op het terrein van de indicatiestelling begeeft, heeft de rechtbank juist geacht, maar zij heeft geoordeeld dat de hogere regelgeving zich daartegen niet verzet.

    De rechtbank heeft voorts ook de beroepsgrond verworpen dat CIZ het verbod van reformatio in peius heeft geschonden door de indicatie in de beslissing op bezwaar op te knippen in verschillende perioden. Betrokkene is daardoor niet benadeeld, nu in het primaire besluit in het geheel geen additionele zorg was geïndiceerd. Voorts heeft zij de beroepsgrond verworpen dat de aanspraak van betrokkene beoordeeld moet worden naar de wet- en regelgeving, zoals die luidde ten tijde van het primaire...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT