Hoger beroep van Gerechtshof Den Haag (Nederland), 19 de Febrero de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-12/00053

Uitspraak d.d. 19 februari 2013

in het geding tussen:

[X], wonende te [Z], belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn, de Inspecteur,

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 december 2012, nummer AWB 11/3704, betreffende na te vermelden beschikking en aanslag.

Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur heeft bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) de waarde, op de waardepeildatum 1 januari 2009 (de waarde) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (de woning) vastgesteld op € 477.000. De beschikking geldt voor het kalenderjaar 2010.

1.2. In één geschrift verenigd met de beschikking is voor het jaar 2010 aan belanghebbende een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Alphen aan den Rijn opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 477.000 (de aanslag).

1.3. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de Inspecteur gelast opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 874 en gelast het betaalde griffierecht van € 41 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 29 januari 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Het bezwaarschrift tegen de beschikking is ingediend door mr. [A] van [B] (hierna: de gemachtigde). In het bezwaarschrift is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

”Als u niet of gedeeltelijk aan dit bezwaarschrift tegemoet komt, verzoeken wij u om telefonisch gehoord te worden.”

3.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar bevat ten aanzien van het horen, voor zover hier van belang, de volgende passage:

”Horen

In uw bezwaarschrift heeft u verzocht om gehoord te worden. Bij brief van 11 februari 2011 bent u uitgenodigd voor een hoorzitting op het gemeentehuis. Bij brief van 18 februari 2011 heeft u gereageerd en meegedeeld dat u telefonisch...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT