Herziening van Supreme Court (Netherlands), 17 de Marzo de 2009

Datum uitspraak17 de Marzo de 2009
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

17 maart 2009

Strafkamer

nr. 08/00459 H

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 20 februari 2002, nummer 21/000777-01, ingediend door mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, namens:

[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, ten tijde van de aanvrage gedetineerd in het forensisch psychiatrisch centrum "Oldenkotte" te Rekken.

  1. Het verloop van de zaak

    1.1. De Rechtbank te Almelo heeft de aanvrager bij vonnis van 5 april 2001 (LJN AB0887) ter zake van zes zedendelicten veroordeeld tot zes jaren gevangenisstraf en heeft daarbij gelast dat de aanvrager ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Dat vonnis is vernietigd door het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 20 februari 2002 (LJN AD9410). Het Hof veroordeelde hem ter zake van zeven zedendelicten, begaan in de periode van 1 april 1996 tot 18 mei 1999 in de gemeente Enschede, tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en heeft daarbij tevens gelast dat de aanvrager ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.

    De bewezenverklaring en de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen zijn weergegeven in de hierna sub 2.3 te noemen conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 en 6.

    Tegen deze uitspraak van het Hof is beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 30 september 2003 (LJN AI0010) heeft de Hoge Raad in verband met een overschrijding van de redelijke termijn de bestreden uitspraak vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd in die zin dat deze zeven jaren en zeven maanden beloopt. Het beroep is voor het overige verworpen.

    1.2. Naar aanleiding van het strafproces tegen de aanvrager heeft prof. dr. H.F.M. Crombag zich, door tussenkomst van de voorzitter van het College van procureurs-generaal, tot de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (hierna: CEAS) gewend met het verzoek tot het verrichten van een onderzoek als bedoeld in art. 2 van het Instellingsbesluit CEAS (hierna: Instellingsbesluit) in de zaak tegen de aanvrager. De Toegangscommissie van de CEAS heeft een onderzoek noodzakelijk geacht. Het College van procureurs-generaal heeft een driemanschap aangewezen, dat is belast met het in art. 2 Instellingsbesluit genoemde onderzoek. In zijn rapport adviseerde het driemanschap het College van procureurs-generaal nader onderzoek te (laten) instellen.

    Op 17 december 2007 heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad naar aanleiding van het rapport van het driemanschap het verzoek ontvangen van het College van procureurs-generaal te beoordelen of in dat rapport aanleiding kan worden gezien tot het indienen van een vordering tot herziening als bedoeld in art. 458, eerste lid, Sv of het doen van nader onderzoek. Op de hierna onder 2.2 te noemen terechtzitting van de Hoge Raad heeft de Advocaat-Generaal Schipper medegedeeld dat het verzoek niet is ingewilligd.

  2. Herzieningsprocedure

    2.1. Op 1 februari 2008 is bij de Hoge Raad ingekomen een door de raadsman van de aanvrager ingediend verzoekschrift, houdende een aanvrage tot herziening van genoemd arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 20 februari 2002. Aan de aanvrage zijn vijf producties gehecht. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv (hierna aan te duiden als 'novum').

    2.2. Ter terechtzitting van de Hoge Raad van 22 april 2008 heeft de raadsman de aanvrage mondeling toegelicht.

    Nadien zijn bij de Hoge Raad ingekomen:

    - een brief van de raadsman 12 juni 2008 met als productie een nader rapport van prof. dr. H.F.M. Crombag en N. Smeets;

    - een brief van de raadsman van 22 augustus 2008 (met een productie);

    - een brief van de raadsman van 15 september 2008 (met een productie).

    2.3. De Advocaat-Generaal Schipper heeft ter terechtzitting van de Hoge Raad van 23 september 2008 geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening ongegrond zal verklaren.

    Na die terechtzitting zijn bij de Hoge Raad nog ingekomen:

    - een "schriftelijke reactie" van 7 oktober 2008 van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal;

    - een brief van de raadsman van 10 oktober 2008.

  3. Beoordeling van de status van het CEAS-rapport

    3.1. In hoofdstuk II van de aanvrage wordt aangevoerd dat het CEAS-rapport in de onderhavige zaak als zodanig een novum oplevert. Daartoe wordt aangevoerd (i) dat het CEAS-rapport heeft te gelden als een nieuw deskundigenrapport, en (ii) dat de CEAS onderdeel is van het openbaar ministerie zodat het oordeel van de CEAS, kort gezegd inhoudende dat de feitelijke basis van de veroordelende uitspraak fragiel is en dat de informatie die door het onderzoek van het driemanschap is toegevoegd die basis nog fragieler maakt, mitsdien aan het openbaar ministerie moet worden toegerekend.

    3.2. De CEAS is ingesteld door het College van procureurs-generaal bij besluit van 11 april 2006 (Stcrt. 13 april 2006, nr. 74). Niet alle leden van de CEAS behoren tot het openbaar ministerie. De CEAS heeft tot doel door middel van onderzoek na te gaan of zich in een specifieke strafzaak in de opsporing, vervolging en/of de presentatie van het bewijs ter terechtzitting ernstige manco's hebben voorgedaan die een evenwichtige beoordeling van de feiten door de rechter in de weg hebben gestaan. De rol van de rechter moet hierbij buiten beschouwing blijven (art. 2 van het Instellingsbesluit).

    De CEAS rapporteert haar bevindingen aan het College van procureurs-generaal en geeft hierbij advies over eventuele vervolgstappen (art. 5 van het Instellingsbesluit). Dat kan zijn het advies een nieuw opsporingsonderzoek te (doen) starten wanneer er tijdens het opsporingsonderzoek aantoonbaar fouten zijn gemaakt die een evenwichtige beoordeling van de zaak door de rechter hebben belemmerd. Het kan ook zijn het advies een herzieningsprocedure te entameren via de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad (vgl. Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VI, nr. 131, p. 3).

    De CEAS kan niet zelf een herzieningsverzoek indienen of een zaak heropenen. Dat is voorbehouden aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad en de veroordeelde of zijn raadsman (vgl. art. 458, eerste lid, Sv) respectievelijk de Hoge Raad (art. 467, eerste lid, Sv). De Hoge Raad kan een zaak heropenen als kort gezegd sprake is van een omstandigheid van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet is gebleken en die het ernstig vermoeden wekt dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid tot hetzij vrijspraak van de aanvrager, hetzij ontslag van rechtsvervolging, hetzij niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.

    3.3. Gelet op het voorgaande kan een rapport van de CEAS als zodanig niet een novum opleveren. De aan de aanvrage ten grondslag liggende opvatting is in strijd met de hiervoor geschetste, in de wet opgenomen bevoegdheidsverdeling met betrekking tot de herziening. Daarbij kan nog worden aangetekend dat de omstandigheid dat de CEAS door het College van procureurs-generaal is ingesteld en daaraan rapporteert, niet zonder meer leidt tot de conclusie dat de CEAS kan worden aangemerkt als een onderdeel van het openbaar ministerie. Daarbij zij ook nog opgemerkt dat, anders dan de raadsman meent, uit het door de aanvrager als productie 3 bij de aanvrage gevoegde persbericht van 18 december 2007 van het College van procureurs-generaal niet valt op te maken dat dat College de bevindingen van de CEAS integraal heeft overgenomen. Het persbericht houdt slechts in dat het College van procureurs-generaal het rapport van het driemanschap heeft ontvangen en dit aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft gezonden, met het verzoek te bezien of hij in het rapport aanleiding ziet voor een door hem bij de Hoge Raad in te dienen vordering tot herziening dan wel of hij in dit verband nog nader onderzoek gewenst acht.

    Het voorgaande sluit overigens niet uit dat een CEAS-rapport nova in de zin der wet kan bevatten.

    3.4.1. In de onderhavige zaak heeft het driemanschap, in opdracht van het College van procureurs-generaal, nader onderzoek gedaan naar de vraag:

    "Is aan de rechter relevante informatie onthouden die mogelijk tot een ander oordeel had kunnen leiden, doordat de processen-verbaal van de verhoren van een aantal slachtoffers/getuigen geen deel uitmaakten van het procesdossier?"

    Ter beantwoording van die vraag is het driemanschap nagegaan of alle in de beschikbare stukken voorkomende slachtoffers een plaats hebben gekregen in het dossier dat aan Rechtbank en Hof ter beschikking stond. Na analyse van het dossier en op grond van een aantal in het CEAS-rapport omschreven bevindingen is het driemanschap tot de conclusie gekomen dat alle opgemaakte processen-verbaal van verhoor van slachtoffers/getuigen deel uitmaakten van het procesdossier en dat na de terechtzitting geen verklaringen van slachtoffers en/of "andere kinderen" aan het dossier zijn toegevoegd. Naar de mening van het driemanschap kan derhalve worden geconcludeerd dat in dit opzicht geen informatie aan de rechter is onthouden.

    Het driemanschap heeft besloten het onderzoek te verbreden naar de vraag of aan de rechter relevante informatie is onthouden die mogelijk tot een ander oordeel had kunnen leiden. Het driemanschap is van mening dat informatie buiten het dossier is gehouden die daaraan naar zijn mening wel had moeten worden toegevoegd, maar acht zich niet in staat op de verruimde onderzoeksvraag een stellig antwoord te geven. Volgens het driemanschap kan echter niet worden uitgesloten dat, indien men de optelsom maakt van de informatie die volgens hem niet of in onvoldoende mate aan de stukken is toegevoegd, de conclusie kan worden getrokken dat de rechter, als hij van die informatie had kennisgenomen, tot een andersluidend...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT