Hoger beroep van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.097.688

(zaaknummer rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Amersfoort 740225)

arrest van de derde kamer van 26 maart 2013

in de zaak van

de stichting

Stichting Zorggroep Charim,

gevestigd te Veenendaal,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

hierna: Charim,

advocaat: mr. R.A.A. Duk,

tegen:

[appellante],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellante in het incidenteel hoger beroep,

hierna: [appellante],

advocaat: mr. A. Heijink.

  1. Het geding in eerste aanleg

    Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van

    25 mei 2011 en 24 augustus 2011 die de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Amersfoort) tussen [appellante] als eiseres en Charim als gedaagde heeft gewezen.

  2. Het geding in hoger beroep

    2.1 Charim heeft bij exploot van 3 november 2011 [appellante] aangezegd van dat vonnis van 24 augustus 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van

    [appellante] voor dit hof.

    2.2 Bij memorie van grieven heeft Charim twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en twee nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan [appellante] alsnog haar vorderingen zal ontzeggen, met haar veroordeling in de kosten van het geding, aan de zijde van Charim zo in eerste aanleg als in hoger beroep gevallen.

    2.3 Bij memorie van antwoord heeft [appellante] verweer gevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en vier nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in het principaal beroep het hoger beroep zijdens Charim zal afwijzen als ongegrond en/of onbewezen met veroordeling van Charim in de kosten van deze procedure in beide instanties.

    2.4 Bij dezelfde memorie heeft [appellante] incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 24 augustus 2011, heeft zij daartegen twee grieven aangevoerd en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in incidenteel hoger beroep het vonnis, waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, Charim zal veroordelen:

    1. tot betaling van het bruto loon inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, ter hoogte

      van € 7.971,17 bruto;

    2. tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het bedrag genoemd

      onder positie I;

    3. tot betaling van de wettelijke rente over de bedragen onder positie I en II vanaf de

      datum dat Charim in verzuim verkeert tot de dag der algehele voldoening;

    4. in de kosten van deze procedure in beide instanties.

      2.5 Bij akte houdende uitlating producties in het (het hof begrijpt:) principaal appel tevens memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft Charim verweer gevoerd.

      Zij heeft in het principaal hoger beroep gepersisteerd. In het incidenteel hoger beroep heeft zij geconcludeerd dat het hof bij arrest (uitvoerbaar bij voorraad) het incidenteel beroep ongegrond zal verklaren, kosten rechtens.

      2.6 Ter zitting van 30 november 2012 hebben partijen de zaak doen bepleiten, Charim door mr. R.A.A. Duk, advocaat te ’s-Gravenhage, en [appellante] door mr. A. Heijink, advocaat te Renswoude. Beiden hebben daarbij pleitnotities in het geding gebracht.

      Mr. Duk voornoemd heeft voorafgaand aan de zitting aan mr. Heijink voornoemd en het hof de productie AP1 gezonden. Het hof heeft geconstateerd dat mr. Heiijnk met deze productie bekend is. Mr. Heijink heeft verklaard tegen het in het geding brengen van die productie geen bezwaar te hebben, waarna het hof aan mr. Duk akte heeft verleend van het in het geding brengen van die productie.

      2.7 Na afloop van het pleidooi heeft het hof arrest bepaald. Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.

  3. De vaststaande feiten

    3.1 In hoger beroep staan, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken, dan wel op grond van de – in zoverre niet bestreden – inhoud van de overgelegde producties, de volgende feiten vast.

    3.2 [appellante], geboren op [geboortedatum], is op 21 maart 2000 bij (de rechtsvoorgangster van) Charim in dienst getreden. In de periode vanaf juni 2006 was zij bij Charim werkzaam op basis van een deeltijdfactor van 44,44% als helpende gedurende 16 uur per week. Het laatstgenoten salaris van [appellante] bij Charim in die functie bedroeg

    overeenkomstig de salarisschaal van functiegroep 25, de functionele schaal 25, trede 3,

    € 768,67 bruto per maand, exclusief overuren en overige emolumenten, hetgeen bij een deeltijdfactor van 100% (zijnde 36 uur per week) neer kwam op € 1.729,67 bruto per maand, exclusief overuren en overige emolumenten.

    3.3 In de periode van 1 september 2008 tot 1 juli 2010 heeft [appellante] de opleiding Verzorgende Individuele Gezondheidszorg (hierna: “opleiding verzorgende-IG”) gevolgd. In het kader van dit opleidingstraject is haar deeltijdfactor van 44,44% naar 80% per week uitgebreid.

    3.4 Partijen, Charim als werkgever en [appellante] als leerling/medewerker, hebben een “Leer/Arbeidsovereenkomst” (hierna: “de arbeidsovereenkomst”) gesloten. In deze overeenkomst, die is gedateerd op 9 oktober 2008, is het volgende bepaald:

    “(…)

    Artikel 1 Dienstverband

    De leerling/medewerker treedt met ingang van 1 oktober 2008 in een gewijzigd dienstverband met de werkgever.

    (…)

    Artikel 4 Aard van de overeenkomst

    De leer/arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van de opleiding. De verwachte einddatum is het jaar 2010 en eindigt op die datum van rechtswege.

    (…)

    Artikel 7 Arbeidsduur

  4. De arbeidsduur bedraagt gemiddeld 28,8 uur per week...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT