Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 28 de Febrero de 2013

Datum uitspraak28 de Febrero de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Derde kamer - uitspraak volgt

Nr. Hoge Raad: 12/02872

Nr. Gerechtshof: BK-11/00462

Nr. Rechtbank: AWB 11/2814

Derde Kamer B

Dwangsombeschikking

PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

MR. R.L.H. IJZERMAN

ADVOCAAT-GENERAAL

Conclusie van 28 februari 2013 inzake:

X

tegen

Staatssecretaris van Financiën

  1. Inleiding

    1.1 Heden neem ik conclusie naar aanleiding van het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) van 5 juni 2012, nr. BK-11/00462, LJN BY7069.

    1.2 In geschil is of het Hof, als belastingrechter, bevoegd is kennis te nemen van belanghebbendes hoger beroep inzake de dwangsombeschikking van de Inspecteur(1) als bedoeld in artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking niet de gevraagde dwangsom toegekend wegens niet tijdig beslissen op belanghebbendes verzoek (bezwaar) om (ambtshalve) vermindering van een aanslag inkomstenbelasting. In cassatie betoogt belanghebbende dat ten aanzien van de dwangsombeschikking de algemene bestuursrechter bevoegd is, zodat het Hof zich onbevoegd had moeten verklaren en het hoger beroepschrift had moeten doorzenden aan de algemene bestuursrechter. In hoger beroep is dat aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

    1.3 Indien de belastingrechter bevoegd zou zijn, kan in deze fiscale procedure worden toegekomen aan de vraag of door de Inspecteur aan belanghebbende bij beschikking terecht geen dwangsom is toegekend. Indien echter de algemene bestuursrechter bevoegd is moet de zaak aan deze worden doorgezonden ter verdere beoordeling.

    1.4 Voorts heeft belanghebbende in cassatie verzocht om toekenning van proceskostenvergoeding in alle instanties.

    1.5 De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 29 augustus 2007 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2004 opgelegd.

    1.6 Belanghebbende heeft pas op 30 december 2009 een brief met het opschrift 'bezwaarschrift' en onder vermelding van het aanslagnummer aan de Inspecteur gezonden. In die brief heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht om het vastgestelde verzamelinkomen te verminderen.

    1.7 Bij brief van 12 februari 2010 heeft belanghebbende de Inspecteur in gebreke gesteld wegens het nog niet hebben gegeven van een beslissing op de brief van 30 december 2009. Daarbij heeft belanghebbende de Inspecteur erop gewezen dat indien deze brief niet binnen twee weken wordt afgehandeld, een dwangsom zal worden verbeurd.

    1.8 Bij uitspraak op bezwaar van 9 september 2010 heeft de Inspecteur het in de brief van 30 december 2009 gemaakte bezwaar tegen de aanslag niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar geen beroep ingesteld.

    1.9 De Inspecteur heeft vervolgens ambtshalve beslist op het verzoek van belanghebbende om het vastgestelde inkomen te verminderen. Op 19 oktober 2010 heeft de Inspecteur dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd met ambtshalve vermindering van de aanslag.

    1.10 Bij beschikking van 18 november 2010 heeft de Inspecteur geweigerd aan belanghebbende een dwangsom toe te kennen. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep is gekomen en nadien hoger beroep heeft ingesteld. De onderhavige procedure ziet dus niet op de hoogte van de aanslag, maar gaat over de dwangsombeschikking en daaraan verbonden processuele vragen.

    1.11 De opbouw van deze conclusie is als volgt. In onderdeel 2 worden de feiten en het geding in feitelijke instanties weergegeven, gevolgd door een beschrijving van het geding in cassatie in onderdeel 3. Onderdeel 4 omvat een overzicht van relevante regelgeving, wetsgeschiedenis, jurisprudentie en literatuur(2). In onderdeel 5 wordt gekomen tot een beschouwing en vindt de beoordeling plaats van de cassatiemiddelen, gevolgd door de conclusie in onderdeel 6.

  2. De feiten en het geding in feitelijke instanties

    2.1 De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 29 augustus 2007 een aanslag IB/PVV over het jaar 2004 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.722.

    2.2 Belanghebbende heeft op 30 december 2009 een brief met het opschrift 'bezwaarschrift' en onder vermelding van het aanslagnummer van voormelde aanslag aan de Inspecteur gezonden. In die brief verzoekt belanghebbende om het vastgestelde verzamelinkomen ambtshalve te verminderen tot € 10.015.

    2.3 Op 12 februari 2010 heeft belanghebbende de Inspecteur met betrekking tot de beslissing op de brief van 30 december 2009 in gebreke gesteld.(3) Daarbij heeft belanghebbende de Inspecteur erop gewezen dat indien de brief niet binnen twee weken wordt afgehandeld, een dwangsom zal worden verbeurd. In deze brief is onder meer vermeld:

    Op 31 december 2009 heeft u een bezwaarschrift ontvangen (zie bijlage). Op 11 februari 2010 had het bezwaar afgehandeld moeten zijn, hetgeen niet is gebeurd; er is zelfs geen ontvangstbevestiging gestuurd door de belastingdienst.

    U wordt bij dezen ingebreke gesteld en u wordt verzocht binnen twee weken het bezwaar alsnog af te handelen, anders dient u een dwangsom te betalen. Het betalen van een dwangsom houdt niet in dat het bezwaar niet alsnog ordentelijk afgehandeld dient te worden.

    2.4 Bij uitspraak op bezwaar van 9 september 2010 heeft de Inspecteur het in de brief van 30 december 2009 gemaakt bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar geen beroep ingesteld.

    2.5 De Inspecteur heeft vervolgens beslist op het verzoek van belanghebbende om het vastgestelde verzamelinkomen ambtshalve te verminderen. Op 19 oktober 2010 heeft de Inspecteur dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd(4), namelijk wat betreft het in aanmerking nemen van het negatief saldo uit eigen woning.(5)

    2.6 Bij beschikking van 18 november 2010 heeft de Inspecteur geweigerd aan belanghebbende een dwangsom toe te kennen:(6)

    U kunt recht hebben op een dwangsom als u de inspecteur er schriftelijk op gewezen hebt dat hij niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist (ingebrekestelling) en dat ook niet alsnog binnen twee weken na ontvangst van uw ingebrekestelling doet. Echter ook als de inspecteur buiten de tweewekentermijn beslist, bestaat in een aantal gevallen toch geen recht op een dwangsom.

    Dat is hier het geval, omdat het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is. Het bezwaarschrift is immers buiten de daarvoor geldende termijn van binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingediend. De dagtekening van de aanslag is 29 augustus 2007, terwijl de datum waarop het bezwaarschrift werd ingediend 31 december 2009 is. Aan uw cliënt wordt daarom geen dwangsom toegekend.

    2.7 De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 maart 2011 het bezwaar gericht tegen de weigering van de Inspecteur om aan belanghebbende een dwangsom toe te kennen ongegrond verklaard. In de toelichting bij de uitspraak op bezwaar is vermeld dat beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de Rechtbank).

    Rechtbank

    2.8 Belanghebbende is in beroep gekomen bij de Rechtbank.

    2.9 In geschil was (en is) of de Inspecteur terecht geweigerd heeft om aan belanghebbende een dwangsom toe te kennen. De Rechtbank heeft deze vraag bevestigend beantwoord:

    3.8 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het schrijven van eiser van 30 december 2009 terecht èn als een bezwaar èn als verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling genomen. De rechtbank zal dan ook de vraag of een dwangsom is verbeurd voor beide gevallen beoordelen.

    Met betrekking tot de beslissing op bezwaar

    3.9 Ingevolge artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb is geen dwangsom verschuldigd indien de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

    Ingevolge het bepaalde in artikel 7:14 van de Awb is genoemd artikel 4:17 van de Awb ook van toepassing op een bezwaar.

    3.10 Het bezwaar van 30 december 2009 is niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is onherroepelijk komen vast te staan. Er is derhalve, gezien het bepaalde in artikel 4:17 van de Awb in samenhang met artikel 7:14 van de Awb, geen dwangsom verschuldigd. Anders dan eiser kennelijk meent maakt de omstandigheid dat inhoudelijk aan het bezwaar bij de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering geheel is tegemoetgekomen, niet dat in het kader van de toepassing van artikel 4:17, zesde lid, onder c, van de Awb aan de niet-ontvankelijkverklaring moet worden voorbijgegaan.

    Met betrekking tot de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering

    3.11 De rechtbank overweegt allereerst dat de vraag kan worden gesteld of de omstandigheid dat tegen de inwilliging op 19 oktober 2010 van onderhavig verzoek geen rechtsmiddel kan worden ingediend, eraan in de weg staat dat de rechtbank van onderhavig geschil kennis neemt. Voorts komt, indien van de bevoegdheid van de rechtbank in dezen wordt uitgegaan, de vraag op of bij een beslissing ingevolge artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) sprake is van een beschikking op aanvraag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb.

    Indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat de hiervoor vermelde vragen ontkennend respectievelijk bevestigend dienen te worden beantwoord, heeft het navolgende te gelden.

    3.12 Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

    In het tweede lid van artikel 4:13 - voor zover hier van belang - is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde redelijke termijn in ieder geval is verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven.

    Ingevolge artikel 4:17, derde lid, van de Awb is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT