Hoger beroep van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26 de Marzo de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak26 de Marzo de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 12/00530, 12/00531, 12/00532 en 12/00533

uitspraakdatum: 26 maart 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (Duitsland) (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 juli 2012, nummers AWB 09/21,

AWB 09/23, AWB 09/1451 en AWB 09/1452, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 1995 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 593.973. Voorts is de navorderingsaanslag verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting van welke verhoging 50 percent is kwijtgescholden, en is ƒ 86.034 aan heffingsrente in rekening gebracht.

    1.2. Aan belanghebbende is over het jaar 1996 een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd naar een vastgesteld vermogen van ƒ 6.321.000. Voorts is de navorderingsaanslag verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting van welke verhoging 50 percent is kwijtgescholden, en is ƒ 19.118 aan heffingsrente in rekening gebracht.

    1.3. Aan belanghebbende is over het jaar 1996 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 588.422. Voorts is de navorderingsaanslag verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting van welke verhoging 50 percent is kwijtgescholden, en is ƒ 72.891 aan heffingsrente in rekening gebracht.

    1.4. Aan belanghebbende is over het jaar 1997 een navorderingsaanslag in de VB opgelegd naar een vastgesteld vermogen van ƒ 6.397.000. Voorts is de navorderingsaanslag verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting van welke verhoging 50 percent is kwijtgescholden, en is ƒ 21.267 aan heffingsrente in rekening gebracht.

    1.5. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen, de verhogingen, de kwijtscheldingsbesluiten en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

    1.6. Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de verhogingen vernietigd, de verhogingen voor deze navorderingsaanslagen verminderd met elk € 5.000 en de beroepen met betrekking tot de bijbehorende beschikkingen heffingsrente ongegrond verklaard. Verder heeft de Rechtbank de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 en VB 1997, de daarin begrepen verhogingen en de bijbehorende beschikkingen heffingsrente ongegrond verklaard en het onderzoek heropend voor wat betreft het verzoek van belanghebbende om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

    1.7. Belanghebbende heeft bij brief van 24 augustus 2012, ingekomen bij het Hof op 27 augustus 2012, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

    1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2013 te Arnhem. Namens belanghebbende is ter zitting verschenen [ ]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ ].

    1.9. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

  2. Feiten

    2.1. Belanghebbende, geboren op [ ], is gehuwd met A, geboren op [ ], en woonde tot 29 april 1998 op het adres a-straat 1 te Q. Daarna is belanghebbende naar Duitsland geëmigreerd.

    2.2. Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV 1992 tot en met 1998 en de aangiften VB 1995 tot en met 1998 geen buitenlandse tegoeden of rente-inkomsten daaruit aangegeven.

    2.3. De FIOD-ECD heeft in 2005 gegevens van de Duitse belastingautoriteiten ontvangen (hierna: het eerste renseignement). Volgens het eerste renseignement hebben X en A, woonachtig aan de a-straat 1 3 te Q, op 2 september 1997 een bankrekening geopend bij de B-bank te R (Zwitserland). Het eerste renseignement bevat geen saldo-informatie.

    2.4. De FIOD-ECD heeft de Inspecteur op 3 november 2005 verzocht om toezending van aangiften IB/PVV van belanghebbende. De Inspecteur heeft bij brief van 6 december 2005 aan de FIOD-ECD aangiften IB/PVV van belanghebbende toegestuurd.

    2.5. Bij brief van 23 februari 2006 heeft de FIOD-ECD het eerste renseignement aan de Inspecteur verzonden.

    2.6. Bij brief van 7 maart 2006 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hem uit onderzoek is gebleken dat belanghebbende gerechtigd is of is geweest tot buitenlandse vermogensbestanddelen. Hij verzoekt belanghebbende daarbij gegevens en inlichtingen te verstrekken overeenkomstig de bijgevoegde “Opgaaf Buitenlands vermogen” (hierna: de Opgaaf). In deze brief wordt belanghebbende gewezen op de verplichtingen van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en de in de artikelen 25 en 27e (omkering bewijslast) en 68 en 69 (strafbaar feit) van de AWR verbonden gevolgen aan het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen.

    2.7. Op 20 maart 2006 heeft belanghebbende de Opgaaf aan de Inspecteur teruggezonden. Aangegeven is dat werd beschikt over een in 1988 verkregen en in 2001 verkochte woning in Spanje. Tevens wordt melding gemaakt van een in 1988 geopende Spaanse bankrekening die voor 20 maart 2006 is opgeheven.

    2.8. Bij brief van 24 maart 2006 heeft de Inspecteur nogmaals om informatie verzocht. In deze brief is aangegeven dat de Belastingdienst over de gegevens van een niet door belanghebbende opgegeven bankrekening beschikt. In deze brief worden nogmaals de van belang zijnde gegevens over de afgelopen twaalf jaar opgevraagd.

    2.9. Op 10 mei 2006 heeft de Inspecteur het door belanghebbende ingevulde antwoordformulier ontvangen, waarop is aangegeven dat van de Spaanse bank geen informatie over de bankrekening kon worden gekregen. Tevens merkt belanghebbende op dat, voor zover hij in de betreffende jaren in Nederland woonachtig was, geen bankrekeningen heeft geopend. Toegevoegd wordt dat hij van de jaren tot aan zijn verhuizing naar het buitenland geen papieren meer heeft. Wel heeft belanghebbende een afschrift van de aankoopakte van het huis in Spanje verstrekt.

    2.10. Bij brief van 28 september 2006 heeft de Inspecteur voor de derde maal een uitgebreid verzoek om inlichtingen gedaan. In dit verzoek is aangegeven dat de Belastingdienst informatie heeft ontvangen waaruit blijkt dat belanghebbende en zijn echtgenote op 2 september 1997 een gemeenschappelijke bankrekening in het buitenland hebben geopend en dat de saldi en inkomsten daarvan niet in aangiften...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT