Voorlopige voorziening+bodemzaak van Council of State (Netherlands), 4 de Abril de 2013

Datum uitspraak 4 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Council of State (Netherlands)

201301731/1/A1 en 201301731/2/A1.

Datum uitspraak: 4 april 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hemrik, gemeente Opsterland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 februari 2013 in zaak nr. 12/1679 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Opsterland.

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2011 heeft het college [appellant] gelast om de zonder vergunning gegraven sloot langs de Poasen te Hemrik te dempen tot het oorspronkelijke niveau, onder oplegging van een dwangsom.

Bij besluit van 5 juni 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 februari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Hij heeft de voorzitter voorts verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 maart 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.A. Jansen, advocaat te Leeuwarden, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Stevens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald.

3. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Landelijk gebied" de bestemming "Agrarisch gebied met reliëfvorming".

Ingevolge artikel 5, zevende lid, van de planvoorschriften is het verboden op gronden met deze bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT