Hoger beroep van Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland), 28 de Agosto de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak28 de Agosto de 2008
Uitgevende instantie:Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 07/00067

Uitspraak op het hoger beroep van

mevrouw X,

wonende te Y, hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 december 2006, nummer AWB 06/819 in het geding tussen

belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

  1. Ontstaan en loop van het geding

    1.1. De Inspecteur heeft met dagtekening 6 juni 2005 een naheffingsaanslag (nummer 0000/0.0000) in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 5.955, tegelijk met een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 128. Naar het Hof verstaat heeft belanghebbende uitsluitend tegen die aanslag een bezwaarschrift ingediend, dat op 30 juni 2005 bij de Inspecteur is ingekomen. Bij uitspraak van 6 januari 2006 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

    1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 138. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

    1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 211. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

    1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 12 juni 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen de Inspecteur. Belanghebbende noch haar gemachtigde, aan wie te dezer zake krachtens de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend, is, met schriftelijke kennisgeving aan het Hof, verschenen.

    1.5. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

    1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

  2. Feiten

    Bij de Rechtbank zijn de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan, die in hoger beroep niet zijn betwist en derhalve door het Hof worden overgenomen:

    2.1. Op 9 september 2004 is door ambtenaren van de Belastingdienst/Z geconstateerd dat belanghebbende, die hier te lande woonachtig is, met een hier te lande niet-geregistreerde, van het Belgisch kenteken XXX-000 voorziene, personenauto (hierna: de auto) in de gemeente Y - zonder vrijstelling - van de openbare weg gebruik maakte. Belanghebbende werd toen medegedeeld dat het door haar met de auto gebruik maken van de weg in Nederland ingevolge de Wet op de belastingen van personenauto's en motorrijwielen (hierna: Wet BPM) als een belastbaar feit wordt aangemerkt. Belanghebbende is door de ambtenaren geïnformeerd door uitreiking van een informatie- en waarschuwingsformulier.

    2.2. De auto staat in België geregistreerd en is verzekerd op naam van de vader van belanghebbende, A, wonende te B in België (hierna: de vader).

    2.3. Op 28 maart 2005 hebben ambtenaren van de Belastingdienst/Z opnieuw geconstateerd dat belanghebbende met de auto in de gemeente Y van de weg gebruik maakte. Bij deze aanhouding verklaarde belanghebbende blijkens het door de controlerende ambtenaren opgemaakte formulier:

    Ik gebruik de auto alleen om de kinderen naar huis te brengen.

    In beroep herhaalt belanghebbende dat zij de auto heeft gebruikt om enkele vriendinnen van haar dochter naar huis te brengen. Omdat haar eigen auto niet bleek te willen starten, heeft zij de auto van haar vader geleend.

    2.4. Naar aanleiding van de tweede controle van 28 maart 2005 is belanghebbende, op grond van de constatering bij de eerste controle op 9 september 2004, de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd en is die aanslag mitsdien naar die eerste datum berekend.

  3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

    3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht en naar een juist bedrag is opgelegd.

    Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

    3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen de Inspecteur ter zitting hieraan heeft toegevoegd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

    3.3. Belanghebbende...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT