Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Den Haag, 3 de Abril de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 3 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Den Haag

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 12/34042

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 april 2013 in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer [nummer]

(gemachtigde: mr. L. van Dijk),

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: drs. B.E. Zylfiu-Niccolson).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2012 heeft het Belgische consulaat te Abuja, Nigeria, negatief beslist op de visumaanvraag van eiseres.

Hiertegen is op 19 september 2012 bij (de visadienst van) verweerder bezwaar gemaakt. Bij besluit van 17 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder zich onbevoegd verklaard.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. L. van Dijk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde drs. B.E. Zylfiu Niccolson.

Overwegingen

1 Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor een kort verblijfsvisum voor Nederland. Deze aanvraag is ingediend bij het Belgische consulaat te Abuja, Nigeria. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich onbevoegd verklaard, omdat de Belgische autoriteiten op de visumaanvraag hebben beslist en er om die reden geen sprake is van een besluit van een Nederlands bestuursorgaan. De bevoegdheidsoverdracht om in deze te beslissen berust op artikel 8, vierde lid, sub d, van de Visumcode en artikel 32, derde lid, van de Visumcode en is nader uitgewerkt in een bilateraal verdrag tussen Nederland en België, aldus het bestreden besluit in het kort.

2 Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft aangevoerd dat het bestreden besluit door de Belgische autoriteiten is genomen namens Nederland. Het besluit is wel degelijk een beslissing van Nederland. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen in de brief van juli 2012 aan de Tweede Kamer is bericht. Volgens deze brief wordt de mogelijkheid van Schengenlanden om elkaar te vertegenwoordigen vooral toegepast op locaties waar het betreffende Schengenland geen eigen diplomatieke vertegenwoordiging heeft. Van een dergelijke situatie is in Nigeria geen sprake, aldus eiseres. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat, zo er al een dergelijke overeenkomst bestaat tussen Nederland en België, een dergelijke overeenkomst niet per definitie impliceert dat Nederland niet langer bevoegd zou zijn op het ingediende bezwaarschrift te beslissen. Het één sluit het ander niet uit. Voor zover daarvan wel moet worden uitgegaan is eiseres van mening dat haar door deze handelwijze een effectief rechtsmiddel wordt ontnomen. Zij zal nu immers in een vreemd land en in een vreemde taal met behulp van professionele rechtshulpverleners haar recht moeten zien te halen, aldus eiseres. Eiseres meent tot slot dat verweerder op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT