Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 19 de Abril de 2013

Datum uitspraak19 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

Derde kamer - uitspraak volgt

Nr. 12/04012

Nr. Rechtbank: AWB 10/5062

Nr. Gerechtshof: BK-11/00544

Derde Kamer B

Premies volksverzekeringen 2007

PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

MR. P.J. WATTEL

ADVOCAAT-GENERAAL

Conclusie van 19 april 2013 inzake:

X

tegen

Staatssecretaris van Financiën

en vice versa

Verklaring van ongebruikelijke afkortingen en aanduidingen:

AC Administratief Centrum (hoeder van het Rijnvarendenverdrag)

Art. 2(3) HRA-Verklaring Verklaring ex art. 2(3) Herziene Rijnvaartakte die bedoeld is om alleen de 'goede' vlaggen toe te laten tot de Rijnvaart;

Art. 22 HRA-Verklaring Verklaring ex art. 22 Herziene Rijnvaartakte inhoudende dat het schip aan nautisch-technische eisen voldoet;

CCR Centrale Commissie voor de Rijnvaart (hoeder van de Herziene Rijnvaartakte; wetgevend orgaan voor de Rijn; haar Kamer van Beroep wordt ook het Rijnvaarthof genoemd)

CvO Certificaat van Onderzoek

HRA Herziene Rijnvaartakte (Akte van Mannheim)

ILT Inspectie Leefomgeving en Transport

IVW Inspectie Verkeer en Waterstaat

Rijnvaartverklaring Zie art. 2(3) HRA-Verklaring

ROSR Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn

RV Rijnvarendenverdrag

1. Overzicht

1.1 In geschil is waar de belanghebbende verzekerd is voor de sociale verzekeringen; de fiscus meent in Nederland; de belanghebbende meent in Luxemburg.

1.2 De belanghebbende woonde in 2007 in Nederland. Hij was in dienst bij een in Luxemburg gevestigd bedrijf dat personeel ter beschikking stelt aan onder meer Nederlandse binnenscheepvaartondernemingen. Hij werkte op een motortankschip van een in Nederland gevestigde eigenaar waarvoor een Rijnvaartverklaring was afgegeven. Het schip voer mede op de Rijn in de zin van het Rijnvarendenverdrag (RV) dat beoogt voor Rijnvarenden slechts één nationaal sociale-zekerheidsstelsel aan te wijzen. Voor de kwalificatie 'rijnvarende' in de zin van dat verdrag is onder meer vereist dat een art. 22 HRA-verklaring is afgegeven voor het schip waarop de betrokkene werkt en dat het schip gebruikt wordt in de Rijnvaart. De belanghebbende stelt dat geen dergelijke verklaring is afgegeven en dat onvoldoende gemotiveerd is het oordeel dat het schip in de Rijnvaart werd gebruikt. Hij stelt voorts dat, zelfs als dat anders is en het Rijnvarendenverdrag wél van toepassing zou zijn, niet Nederland maar Luxemburg wordt aangewezen als verzekeringsstaat omdat de exploitant volgens hem niet in Nederland maar in Luxemburg was gevestigd.

1.3 Door de Luxemburgse autoriteiten is aan de belanghebbende een E 101-verklaring afgegeven, op grond waarvan hij in Luxemburg sociale-zekerheidspremies betaald heeft en in Nederland vrijstelling van premieheffing wenst. De Inspecteur heeft vrijstelling geweigerd omdat het Rijnvarendenverdrag zijns inziens Nederland aanwijst als verzekerings- en premieplichtland, en omdat dat Verdrag vóórgaat op de (oude) Verordening (EEG) 1408/71 waarop de - zijns inziens daardoor krachteloze - E 101-verklaring is gebaseerd. De belanghebbende meent dat de Inspecteur op grond van het Fitzwilliam-arrest van het HvJ EU gebonden is aan de E 101-verklaring, die de Luxemburgse wetgeving aanwijst.

1.4 Rechtbank en Hof hebben de Inspecteur in het gelijk gesteld.

1.5 De Staatssecretaris stelt voorwaardelijk incidenteel dat een art. 22 HRA-verklaring niet vereist is om de belanghebbende als Rijnvarende aan te merken, en dat, voor zover die verklaring wél vereist is, onbegrijpelijk is 's Hofs oordeel dat niet aannemelijk zou zijn dat voor het schip een art. 22 HRA-verklaring is afgegeven.

1.6 Voor de kwalificatie "rijnvarende" in de zin van art. 1(m) RV is onder meer vereist dat het schip waarop de betrokkene zijn beroep uitoefent, gebruikt wordt in de Rijnvaart, en dat voor het schip een nautisch-technisch certificaat is afgegeven als bedoeld in art. 22 HRA. Hoewel art. 1(m) RV aldus verwijst naar (de verklaring ex art. 22 van) de HRA, hebben de Rijnoeverstaten met de HRA geen sociale-zekerheidsonderwerpen willen regelen. Wat de HRA onder de 'Rijn' verstaat, is daarom niet beslissend voor wat 'Rijn' in de term 'rijnvarende' in het RV betekent. In HR BNB 2012/56 - over de toepassing van het Rijnvarendenverdrag - zocht u voor de betekenis van de term "voor de Rijnvaart gebruikt" dan ook geen aansluiting bij de HRA. In casu staat vast dat het schip waarop de belanghebbende werkte in 2007 mede op de Rijn heeft gevaren. Gezien HR BNB 2012/56 is dan van "rijnvaart" in de zin van het RV sprake.

1.7 Dan het vereiste van een art. 22 HRA-verklaring voor het schip. Vast staat dat een Rijnvaartverklaring is afgegeven. Dat is echter geen art. 22 HRA-verklaring en is daarmee evenmin gelijk te stellen omdat zij een geheel ander doel dient. Het Hof heeft niet aannemelijk geoordeeld dat een art. 22 HRA-verklaring is afgegeven, maar wél dat een "Certificaat van Onderzoek ROSR" is afgegeven. Dat laatste oordeel wordt in cassatie op zichzelf niet bestreden. Wel bestreden wordt 's Hofs oordeel dat dat ROSR-certificaat gelijk gesteld kan worden met een art. 22 HRA-verklaring. Die bestrijding treft in zoverre doel dat het Hof mijns inziens inderdaad ten onrechte dat certificaat 'gelijk stelt' met een art. 22 HRA-verklaring, nu dat certificaat volgens mij een art. 22 HRA-verklaring is. 's Hofs uitspraak lijkt dus innerlijk tegenstrijdig, maar dat helpt de belanghebbende niet: dat het Hof abusievelijk iets aan zichzelf gelijk stelt, is op de keper beschouwd rechtskundig niet onjuist, en er is voldoende feitelijke basis voor het oordeel dat een art. 22 HRA-achtige verklaring is afgegeven, gezien met name het stempel van de Commissie van Deskundigen voor de Rijnvaart op de uitdraai van de certificaten waarover het schip beschikt. Nu het schip zowel van een art. 22 HRA-verklaring is voorzien als in de Rijnvaart wordt gebruikt, is de belanghebbende 'rijnvarende' in de zin van het Rijnvarendenverdrag en is dat verdrag op hem van toepassing. Dat verdrag gaat ingevolge art. 7 Vo. 1408/71 vóór op die Verordening en wijst Nederland aan als verzekeringsstaat indien de exploitant in Nederland is gevestigd.

1.8 Dan resteert de vraag of voldoende gemotiveerd is 's Hofs oordeel dat de exploitant van het schip in Nederland is gevestigd, met name dat de eigenaar en de exploitant dezelfde rechtspersoon zijn. Ik meen dat het Hof uit de vaststaande feiten, met name uit de jaarverslagen van de betrokken Nederlandse en Luxemburgse ondernemingen en uit een Luxemburgs rechterlijk vonnis dat de Luxemburgse onderneming de status van exploitant ontzegt, zonder motiveringsgebrek heeft kunnen afleiden dat de exploitant dezelfde is als de eigenaar en dus in Nederland gevestigd is.

1.9 Dit zo zijnde, heeft de Staatssecretaris geen belang bij behandeling van diens incidentele cassatieberoep.

1.10 Ik geef u in overweging het principale beroep van de belanghebbende ongegrond te verklaren en het incidentele beroep van de Staatssecretaris buiten behandeling te laten.

2. De feiten

2.1 X (de belanghebbende) woonde in 2007 in Nederland. Hij was in dienst bij A (A), gevestigd in Luxemburg. De Luxemburgse autoriteiten hebben hem op zijn verzoek een E 101-verklaring gegeven inhoudende dat hij in 2007 in Luxemburg sociale-zekerheidspremies verschuldigd was; die heeft hij ook voldaan.(1)

2.2 De belanghebbende werkte in 2007 binnen de Europese Gemeenschap (EG) op het binnenvaartschip motortankschip B (het schip),(2) volgens de feitelijke instanties voornamelijk op de Rijn, diens zijrivieren en diens verbindingen naar open zee. Deze tanker is eigendom van C BV te Q en is in Nederland geregistreerd.

2.3 Door de Nederlandse bevoegde autoriteiten - de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) - is op 21 juli 2006 ex art. 5(1) Wet vervoer binnenvaart (Wvb) voor de tanker een zogenoemde Rijnvaartverklaring afgegeven, waarop als eigenaar is vermeld C BV en als scheepsnummer 001. Zij vermeldt geen exploitant.(3) Gedateerd 25 augustus 2006 hebben de Luxemburgse autoriteiten een certificat d'exploitant voor het schip afgegeven dat A vermeldt als exploitant in de zin van art. 5 van het Toepassingsreglement (een bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2919/85). Dat certificat vermeldt geen scheepsnummer.

2.4 Bij brief van 7 juli 2010 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan een andere Rijnvarende (X1) meegedeeld op de voet van art. 13 RV in overleg te zijn getreden met de Luxemburgse autoriteiten en bereid te zijn voor 2007 de Luxemburgse sociale-verzekeringswetgeving van toepassing te achten, hoewel volgens de SVB de Nederlandse wetgeving van toepassing was. Daardoor was X1 over 2007 in Nederland geen premies volksverzekeringen verschuldigd (maar heeft hij ook geen AOW-rechten opgebouwd).(4)

2.5 Op 10 maart 2011 heeft de Inspecteur(5) aan de IVW gevraagd of de afgifte van een Rijnvaartverklaring (ex art 5(1) Wvb) voor een binnenvaartschip betekent dat voor dat schip reeds een "verklaring of scheepspatent" als bedoeld in art. 22 HRA is afgegeven. Die art. 22 HRA-verklaring is nl. volgens art. 1(m) RV een vereiste om een opvarende als Rijnvarende aan te merken (zie 6.1 hieronder). De IVW heeft op 22 maart 2011 geantwoord(6) dat de Rijnvaartverklaring en het certificaat van onderzoek (de art. 22 HRA-Verklaring):

(...) twee totaal verschillende documenten [zijn] die los van elkaar moeten worden gezien. (...). Voor de afgifte van een Rijnvaartverklaring is geen cvo [certificaat van onderzoek; art. 22 HRA-verklaring; PJW] benodigd maar zonder cvo mag een schip niet varen, dus heeft de aanvraag van een Rijnvaartverklaring geen meerwaarde omdat het schip dan niet exploiteerbaar is.

2.6 Een Luxemburgse rechter heeft op 16 juni 2010 geoordeeld dat A niet als exploitant in de zin van art. 11 RV kon worden aangemerkt, waarna de certificats d'exploitation zijn ingetrokken. De Luxemburgse evenknie van de SVB schreef naar aanleiding daarvan bij brief van 19 december 2011 aan de SVB:(7)

Diese Ermittlungen seitens der Verwaltung [de Luxemburgse autoriteiten; PJW] ergaben, dass sich die Aktivitäten der genannten Firma...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT