Cassatie van Supreme Court (Netherlands), 11 de Junio de 2013

Datum uitspraak11 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Supreme Court (Netherlands)

11 juni 2013

Strafkamer

nr. S 11/05190

LBS/EC

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 14 november 2011, nummer 21/003350-11, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

  1. Geding in cassatie

    Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

    De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

  2. Bewezenverklaring en gebezigde bewijsmiddelen

    2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

    1. hij op 4 november 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een ladder, geheel of ten dele toebehorende aan [A] BV en/of [betrokkene 1];

    2. hij op 4 november 2008 te Amsterdam opzettelijk enige handelingen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift ondernomen door [verbalisant 1], inspecteur van politie die was belast met de uitoefening van enig toezicht en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten en ter uitvoering van het bepaalde in artikel 61a van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belet en belemmerd, door niet recht in een (foto)camera te kijken en door de andere kant op te kijken en door zijn hoofd schuin omhoog te houden en door zijn ogen weg te draaien en door zijn ogen te sluiten waardoor het niet mogelijk was politiefoto's te maken en door meerdere malen handen weg te trekken waardoor het niet mogelijk was vingerafdrukken te nemen.

    2.2. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:

    "1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:

    Ik werk voor [A] BV en in opdracht van woningbouwvereniging [B] zijn wij bezig met de afdichting van slooppanden in de [a-straat] te Amsterdam. Zojuist, op 4 november 2008, is er een ladder weggenomen. Deze ladder is eigendom van mijn werkgever en deze had ik in gebruik in verband met die werkzaamheden. Ik zag op 4 november 2008 om 11.10 uur dat drie krakers mijn ladder hebben weggenomen. Ik zag namelijk dat zij de ladder vanuit het kraakpand omhoog trokken en in de woning schoven. Ik zag dat dit gezamenlijk verricht werd, omdat het hen kennelijk moeite kostte om de ladder omhoog te trekken.

  3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2008, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], zakelijk weergegeven:

    Op 4 november 2008 om 11.15 uur kregen wij een telefonische melding van aangever [betrokkene 1].

    Direct hierop begaven wij verbalisanten ons onmiddellijk naar de [a-straat] te Amsterdam, alwaar wij op 4 november 2008 om 11.20 uur arriveerden. Vervolgens werden wij, verbalisanten, aangesproken door de aangever voornoemd. Wij zagen dat [betrokkene 1] wees in de richting van een man die op het pleintje, gelegen voor het perceel [a-straat 1] te Amsterdam liep. Wij zagen dat deze man in onze richting liep. Wij hoorden dat aangever [betrokkene 1] zei: "Deze man heeft mijn ladder gestolen". Wij zagen dat de door [betrokkene 1] aangewezen man zich omdraaide en wegrende in de richting tegengesteld als waarin hij eerder liep. Om 11.25 uur hielden wij de verdachte aan.

    Bij onderzoek in de achtertuin van het perceel [a-straat 1] te Amsterdam troffen wij op 4 november 2008 om 11.40 uur een ladder aan.

    Nadat wij de aangetroffen ladder toonden aan aangever [betrokkene 1] verklaarde deze dat dit de door hem bedoelde ladder was.

  4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 13 april 2010 door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Amsterdam, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:

    Tegen de muur aan stond een ladder. Ik ben toen in de richting van de ladder gelopen en zag die plotseling verdwijnen. Ik heb dat met eigen ogen gezien. Die jongen die later is aangehouden stond op een soort afdakje en hij trok de ladder omhoog samen met een ander. Ik kan die jongen omschrijven als lang, slonzig en onverzorgd. Ik heb onmiddellijk gevraagd om die ladder terug te geven. Ik kreeg de ladder niet terug. Ik heb gezien dat die lange jongen is weggerend en toen in de kraag is gegrepen.

  5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2008, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:

    Op 4 november 2008 om 18.20 uur...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT