Wraking van Rechtbank Midden-Nederland, 11 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak11 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Midden-Nederland

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht

Zaaknummer / rekestnummer: 345309 / HA RK 13-162

beslissing van 11 juni 2013 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,

op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:

[Verzoeker] (hierna te noemen: [Verzoeker]),

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

gemachtigde: R.V. Tjon (hierna te noemen: Tjon).

  1. Het verloop van de procedure

    1.1. Tjon heeft namens [Verzoeker] bij de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

    1.2. In de brief van 14 mei 2013 is aan Tjon bericht dat hij moet onderbouwen (zo mogelijk met stukken) welke spoedeisende belangen het treffen van een voorlopige voorziening vereisen. De brief is ondertekend door de griffier.

    1.3. Op 24 mei 2013 heeft Tjon namens [Verzoeker] bij de rechtbank het verzoek gedaan tot wraking van de behandelend rechter in de zaak met nummer UTR 13 / 2484 WWB.

    1.4. De brief van 27 mei 2013 van deze rechtbank aan Tjon vermeldt dat de zaak inmiddels aan mr. E. Bongers is toebedeeld en dat het verzoek om het spoedeisend belang met stukken te onderbouwen wordt gehandhaafd.

    1.5. Bij brief van 29 mei 2013 heeft Tjon laten weten dat het wrakingsverzoek niet wordt ingetrokken.

    1.6. Mr. Bongers heeft niet in de wraking berust. Hij heeft op 30 mei 2013 zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de griffier van de wrakingskamer van de rechtbank doen toekomen.

    1.7. Tjon is namens verzoeker bij de mondelinge behandeling op 4 juni 2013 verschenen. Mr. Bongers heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Namens de gemeente Almere is niemand verschenen.

    1.8. De uitspraak is bepaald op heden.

  2. Het verzoek

    2.1. Tjon heeft namens [Verzoeker] aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de brief van 14 mei 2013 een vooringenomen oordeel omvat nu daaruit - kort samengevat - volgt dat uit het aangevoerde niet blijkt van een spoedeisend belang. De brief is onder verantwoordelijkheid van de behandelend rechter verzonden en de inhoud daarvan is bij latere brief in stand gelaten. Gelet hierop ontbreekt het mr. Bongers aan onpartijdigheid, aldus Tjon.

    2.2. Mr. Bongers heeft naar voren gebracht dat in alle zaken waarin het besluit ten aanzien waarvan een voorlopige voorziening wordt gevraagd louter een beslissing over een financiële aanspraak betreft, aan verzoeker een onderbouwing van het spoedeisend belang middels een standaardbrief wordt gevraagd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT