Eerste aanleg - meervoudig van Rechtbank Den Haag, 19 de Junio de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak19 de Junio de 2013
Uitgevende instantie:Rechtbank Den Haag

RECHTBANK DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer 09/715054-12

Datum uitspraak: 19 juni 2013

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1991 te [plaats],

adres: [adres].

  1. Het onderzoek ter terechtzitting

    Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2013.

    De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. L.H. Pomp, advocaat te Apeldoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.

  2. De tenlastelegging

    Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

    hij op of omstreeks 22 juli 2011 te Zoetermeer als verkeersdeelnemer, namelijk

    als bestuurder van een motorrijtuig (veegmachine), daarmede rijdende over de

    weg, een fietspad gelegen op of aan de Muzieklaan, zich zodanig heeft gedragen

    dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door

    roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of

    onoplettend, als volgt te handelen:

    - hij heeft gereden met een motorrijtuig welke aan de voorzijde was voorzien

    van een stalen veegborstel welke (totaal) niet was afgeschermd en/of

    (vervolgens)

    - hij heeft geen tijdelijke maatregelen genomen in de vorm van bebording of

    verkeerskegels om het overige verkeer te waarschuwen voor de werkzaamheden

    uitgevoerd door de veegmachine en/of (vervolgens)

    - hij heeft niet zoveel mogelijk rechts gereden, immers reed hij op het aldaar gelegen fietspad tegen de rijrichting in, terwijl het zicht aldaar door

    bosschages werd belemmerd, ten gevolge waarvan hij tegen een aldaar rijdende

    fietser is gebotst,

    waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een

    schedelbasisfractuur en/of beenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd

    toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening

    van de normale bezigheden is ontstaan;

    art 6 Wegenverkeerswet 1994

    Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een

    veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

    hij op of omstreeks 22 juli 2011 te Zoetermeer als bestuurder van een

    motorijtuig (veegmachine), daarmee rijdende op de weg, de Muzieklaan, als

    volgt heeft gehandeld:

    - hij heeft gereden met een motorrijtuig welke aan de voorzijde was voorzien

    van een stalen veegborstel welke (totaal) niet was afgeschermd en/of

    (vervolgens)

    - hij heeft geen tijdelijke maatregelen genomen in de vorm van bebording of

    verkeerskegels om het overige verkeer te waarschuwen voor de werkzaamheden

    uitgevoerd door de veegmachine en/of (vervolgens)

    - hij heeft niet zoveel mogelijk rechts gereden, immers reed hij op het aldaar

    gelegen fietspad tegen de rijrichting in, terwijl het zicht aldaar door

    bosschages werd belemmerd, ten gevolge waarvan hij tegen een aldaar rijdende

    fietser te weten [slachtoffer] is gebotst waardoor die [slachtoffer] lichamelijk letsel,

    te weten een schedelbasisfractuur en/of beenletsel, heeft bekomen,

    door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,

    althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,

    althans kon worden gehinderd;

    De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde

    betekenis te zijn gebezigd;

    art 5 Wegenverkeerswet 1994

  3. Bewijsoverwegingen

    3.1 Inleiding1

    In deze zaak kan op basis van de verklaring van verdachte2 in samenhang met een proces-verbaal aanrijding3 worden vastgesteld dat verdachte op 22 juli 2011 rond 12.30 uur als bestuurder van een veegmachine op het fietspad gelegen op de Muzieklaan te Zoetermeer reed. De veegarm van de veegmachine was voorzien van een stalen veegborstel, die niet door middel van een kap of anderszins was afgeschermd.4 Verdachte had geen maatregelen genomen in de vorm van bebording of verkeerskegels om het verkeer te waarschuwen voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden.5

    1. [slachtoffer] fietste op dat moment op ditzelfde fietspad6. Door een scherpe, onoverzichtelijke bocht in het fietspad kon hij de veegmachine, die tegen het verkeer in reed7 en zich aan het einde van de bocht bevond, niet zien. [slachtoffer] fietste tegen de arm van de veegmachine aan en kwam ten val8. Door de val heeft hij letsel opgelopen.9

    De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte niet als roekeloos in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is te kwalificeren, nu daarvoor is vereist dat hij zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen, waarbij hij welbewust onaanvaardbare risico's heeft genomen. Daarvan is in casu geen sprake. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte aangemerkt kan worden als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen, waardoor zwaar lichamelijk letsel bij benadeelde is ontstaan. Bij een negatieve beantwoording van die vraag ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte gevaar op de weg heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT