Cassatie van Gerechtshof Den Haag (Nederland), 9 de Abril de 2013

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 9 de Abril de 2013
Uitgevende instantie:Gerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel

Zaaknummer : 200.074.925/01

Zaak-/ rolnummer rechtbank : 336460/ HA ZA 09-1465

arrest van 9 april 2013

inzake

de man,

wonende te [woonplaats],

appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,

advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek te Leiderdorp,

tegen

de vrouw

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,

advocaat: mr. J.A.M. Koorn-Harkema [plaatsnaam].

Verder verloop van het geding in hoger beroep

Bij arrest van 27 november 2012, waarvan de inhoud hier wordt geacht te zijn ingelast, is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden 7 februari 2013. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt.

Partijen hebben er ter comparitie mee ingestemd dat het hof arrest zal wijzen op de beide (kopie)dossiers welke partijen met het oog op de comparitie gefourneerd hebben.

Verdere beoordeling in hoger beroep

  1. Tegen de feiten zoals die door de rechtbank in r.o. 2 van het bestreden vonnis zijn vastgesteld is in beroep niet opgekomen, zodat het hof daarvan uit zal gaan.

  2. Het gaat in deze zaak in hoger beroep om het volgende.

    Partijen twisten in het kader van hun echtscheiding over de financiële afwikkeling met betrekking tot een aantal vermogensbestanddelen:

    - aanspraken ter zake het pand [straat A] te [plaatsnaam] (hierna ook: het pand of: de [straat A]) en de huuropbrengsten daarvan,

    - de vraag of al dan niet sprake is van een lening van de man aan de vrouw ter grootte van € 30.000,- voor de financiering van de aankoop van de [straat B] te [plaatsnaam] (hierna ook: de [straat B])

    - verdeling van een bedrag van (€ 34.573,- minus genoemde € 30.000,- zijnde) € 4.573,- in het kader van de aankoop van de [straat B] te [plaatsnaam]

    - de toedeling van het saldo van de betaalrekening bij ING met nummer 68.08.50.252.

    Het hof zal in het navolgende deze kwesties achtereenvolgens behandelen.

  3. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat de verdeling goederen in Nederland betreft en dat de rechtbank, in overeenstemming met het door partijen ingenomen standpunt, de daarop betrekking hebbende geschilpunten zal beslissen naar Nederlands recht. Tegen dit oordeel is niet opgekomen, zodat ook het hof uitgaat van de toepasselijkheid van Nederlands recht op de partijen verdeeld houdende geschilpunten.

    [Straat A] te [plaatsnaam]

    WOZ waarde of taxatiewaarde van het pand

  4. De man heeft met betrekking tot de aanspraken inzake het pand in eerste aanleg, tijdens de comparitie van partijen op 19 januari 2010, verklaard: “Mevrouw en ik hebben overeenstemming bereikt over de taxatie van het pand aan de [straat A]. Wij zullen een gezamenlijke opdracht geven aan Basis Bedrijfshuisvesting in [plaatsnaam]. Bij de taxatie zal worden uitgegaan van de bovenetages in verhuurde staat en van de benedenetage (de winkel) in onverhuurde staat”.

    Blijkens genoemde taxatie is de waarde vastgesteld op € 320.000,-. Peildatum: 16 februari 2010. In hoger beroep bepleit de man uit te gaan van de WOZ-waarde per 1 januari 2009, zijnde € 375.000,-. Het hof verwerpt dit betoog. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de waardebepaling in het kader van de WOZ wordt uitgegaan van een waarde in onverhuurde staat. Het taxatierapport is duidelijk uitgegaan van een verhuursituatie, zoals ook door partijen is afgesproken. Het hof ziet in hetgeen de man overigens naar voren brengt geen aanleiding het rapport te passeren of zelf een deskundige te benoemen. Hetgeen de man verder nog opwerpt voert niet tot een ander oordeel. Het hof zal, evenals de rechtbank, uitgaan van een waarde van € 320.000,-.

    Aandeel van de man: 30 % van de taxatiewaarde of 30% van de overwaarde

  5. Vervolgens is in geschil of de man aanspraak heeft op 30 % van de waarde zonder rekening te houden met de hypotheekschuld, zijnde 30% van genoemde € 320.000,-, dan wel 30% van de overwaarde, welke overwaarde € 210.800,- bedraagt (€ 320.000,- minus de hypotheekschuld van € 109.200,-). De rechtbank acht een verdeling van de overwaarde (en dus niet van de taxatiewaarde) in de verhouding 70:30 (de vrouw versus de man) het meest redelijk. De hypothecaire schuld is een schuld van beide partijen samen, zodat het niet voor de hand ligt om aan te nemen dat de afspraak van partijen waarin een verhouding 70-30% wordt genoemd, meebrengt dat de man ook in hun onderlinge...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT