Hoger beroep van Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands), 5 de Noviembre de 2008

Sprekergepubliceerd
Datum uitspraak 5 de Noviembre de 2008
Uitgevende instantie:Court of Appeal of 's-Gravenhage (Netherlands)

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 5 november 2008

Zaaknummer : 105.012.069/01

Rekestnummer : 1505-1506-H-07

Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-1290

[de vrouw],

wonende te [woonplaats],

verzoekster tevens incidenteel verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. K.E.H. Rueb-Braakman,

tegen

[de man],

wonende te [woonplaats],

verweerder tevens incidenteel verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. G.E. van der Pols.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 23 oktober 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 juli 2007.

De man heeft op 5 december 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.

De vrouw heeft op 20 maart 2008 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 14 januari 2008 en op 1 september 2008 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 29 augustus 2008 aanvullende stukken ingekomen.

Op 12 september 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is de echtscheiding uitgesproken en is - voor zover in hoger beroep van belang - bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand - totdat nader wordt beslist - tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 2.365,-- per maand, zolang zij nog in de echtelijke woning woont, en van € 2.535,-- per maand, nadat zij de woning heeft verlaten, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Voorts is de behandeling is met betrekking tot het verzoek tot verrekening pro forma aangehouden tot 15 januari 2008 opdat partijen stukken in het geding kunnen brengen en overleg met elkaar kunnen voeren. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de definitieve vaststelling van de partneralimentatie alsmede ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is aangehouden.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Algemeen

  1. In geschil is de vaststelling van de partneralimentatie, de uitleg van de huwelijkse voorwaarden, de vraag of partijen gedurende het huwelijk uitvoering hebben gegeven aan het in de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden opgenomen verrekenbeding en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning.

  2. De vrouw verzoekt de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 24 juli 2007 te vernietigen,

    voor zover is bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand - totdat nader wordt beslist - tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag ad € 2.365,- per maand, zolang zij nog in de echtelijke woning woont en

    van € 2.535,- per maand, nadat zij de woning heeft verlaten, en opnieuw beschikkende het inleidend verzoek van de vrouw om een bijdrage in haar levensonderhoud vast stellen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van € 8.000,- per maand alsnog toe te wijzen, en

    voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat een redelijke uitleg van de huwelijkse voorwaarden meebrengt dat partijen met artikel 7 hebben beoogd slechts de inkomsten uit arbeid onder het verrekenbeding te begrijpen en de opgepotte winsten van de B.V. naar oordeel van de rechtbank niet voor verrekening in aanmerking komen en de rechtbank op de voet van dit oordeel de opdracht heeft gegeven aan partijen om een overzicht te geven van het te verrekenen vermogen en de man de opdracht heeft gegeven met verificatoire bescheiden zijn stelling te onderbouwen dat een aantal vermogensbestanddelen niet met te verrekenen inkomsten zijn gefinancierd, en heeft bepaald dat de behandeling ter zitting na tijdige ontvangst van de door de rechtbank verzochte stukken wordt voortgezet, en opnieuw rechtdoende voor recht te verklaren dat de man de opgepotte winsten in zijn onderneming moet verrekenen met de vrouw en al het vermogen van partijen tot het te verrekenen vermogen behoort, nu dit vermogen volledig met onverteerd inkomen is gefinancierd.

  3. De man bestrijdt het beroep van de vrouw en verzoekt haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag zou uitkeren van € 2.365,- per maand zo lang de vrouw nog in de echtelijke woning woont en van € 2.535,- per maand nadat zij de woning heeft verlaten.

    Voorts verzoekt de man het verzoek van de vrouw tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand af te wijzen en te bepalen dat de vrouw de woning uiterlijk 25 februari 2008 dient te verlaten en vast te stellen dat partijen uitvoering hebben gegeven aan het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden en dat de man mitsdien gehouden is aan de vrouw te betalen een bedrag van € 95.512,-, verminderd met het reeds door de man aan de vrouw betaalde voorschot van € 50.000,-.

  4. De vrouw bestrijdt zijn incidenteel beroep en verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoek af te wijzen en met persistit voor het door de vrouw in appel gevorderde.

    Behoefte

  5. De vrouw is van mening dat de rechtbank haar behoefte op een te laag bedrag heeft vastgesteld. De vrouw stelt dat de kosten van haar pensioen opgeteld dienen te worden bij het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 7.579,-. De vrouw begroot de kosten van haar pensioen op € 421,- per maand. De totale behoefte van de vrouw komt aldus op € 8000,- per maand.

  6. De vrouw heeft eveneens gesteld dat tot de behoefte ook een vorm van sparen mag worden gerekend. De vrouw doelt hierbij op de stille reserves van de onderneming, maar ook op de aflossingen op de geldleningen en de beleggingen, die met de geldleningen zijn gedaan.

  7. Ter terechtzitting heeft de vrouw haar behoefte nog nader onderbouwd. Zij heeft daartoe onder meer het navolgende aangevoerd:

    beide partijen hadden tijdens het huwelijk een eigen auto;

    de wekelijkse boodschappen bedroegen vele honderden euro`s, er was altijd voldoende geld beschikbaar;

    partijen woonden in een groot huis met een garage en twee extra garages op het terrein;

    partijen gingen naar de wintersport, op zomervakantie en zij gingen regelmatig weekends weg;

    de vrouw heeft een bedrag van ten minste € 500.000,- nodig voor de aankoop van een andere woning. Rekening houdend met een rente van 6% bedragen alleen de bruto rente- lasten ad € 30.000,- per jaar;

    de maandelijkse kosten voor een gezinsauto bedragen € 700,-.

  8. De man kan zich niet verenigen met de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de vrouw van € 7.579,-. De man is van mening dat de vrouw haar behoefte op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Voorts heeft de man de 60% norm gemotiveerd weersproken. Ten onrechte heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw gekoppeld aan het bestedingspatroon van partijen. Door de man wordt bestreden dat er jaarlijks privé opnames zijn geweest ten laste van de rekening- courant van gemiddeld € 39.531,-. In zijn toelichting op zijn incidentele grief 2 stelt de man:

    Uit het aangevoerde blijkt dat er weliswaar opnamen zijn verricht door de man uit de onderneming doch dat dit ten onrechte door de rechtbank gekwalificeerd wordt als privé opnamen. Het betreffen hier opnamen door de man verricht echter niet gebruikt voor privé doeleinden/huishoudelijke kosten van partijen gezamenlijk. Hierin zijn ook de uitgaven verwerkt voor de aanschaf van de garage en de effectenaankoop.

  9. Door de man is eveneens een brief van zijn accountant in het geding gebracht van

    25 augustus 2008. De accountant stelt dat het onjuist is dat een geldopname bij de BV nooit tot een consumeerbaar inkomen kan leiden. De accountant heeft een overzicht gegeven van de opnames in de periode 2001 tot en met 2004. In de betreffende periode zijn volgens de opgave van de accountant de navolgende bedragen ten last van de rekening-courant opgenomen:

    Garage € 54.000,-

    Privé effecten aankoop € 52.260,-

    Privé effecten mutatie € 22.000,-

    Bijzonder onderhoud huis € 8.683,-

    Optieregeling € 22.731,-

    Aanschaf boot € 21.199,-

    Bijzonder onderhoud huis € 3.444,-

    Totaal € 184.317,-

  10. De man berekent de bruto behoefte van de vrouw op - afgerond - € 47.003,- per jaar.

  11. Ter terechtzitting heeft de man verklaard, dat partijen in een mooi huis woonden, beiden een auto ter beschikking hadden, dat partijen één keer per jaar naar de wintersport gingen, alsmede een zomervakantie genoten.

  12. Het hof overweegt als volgt. Bij de bepaling van mede aan de welstand van partijen tijdens het huwelijk gerelateerde behoefte van de alimentatiegerechtigde moet rekening worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder zowel de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk als het uitgavenpatroon in dezelfde periode. Ook de mogelijkheid van vermogensvorming zal in beginsel afhankelijk van de omstandigheden bijdragen tot het oordeel dat de echtgenoten in een bepaalde welstand hebben geleefd. De behoefte zal daarnaast zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens van de alimentatiegerechtigde betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten moeten worden bepaald.

  13. Het hof...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT